Het testament voor Leila: Wanneer bloed niet altijd dikker is dan water

‘Hoe kun je me dit aandoen, mam?’ Adnan’s stem trilt, zijn handen gebald tot vuisten op de keukentafel. De regen tikt onophoudelijk tegen het raam van mijn flat in Amersfoort. Ik kijk naar hem, mijn zoon, die ik ooit als baby in mijn armen wiegde, en voel een pijn die ik niet kan uitleggen.

‘Adnan, luister nou even—’

‘Nee, jij luistert! Je geeft alles aan Leila. Je eigen zoon laat je met lege handen achter!’

Zijn woorden snijden door me heen. Ik wil hem uitleggen waarom, maar de juiste woorden lijken zich te verstoppen achter een muur van schuldgevoel en verdriet. Mijn blik glijdt naar de foto op het dressoir: Leila, lachend in haar toga op haar afstudeerdag. Mijn kleindochter, die altijd kwam helpen als mijn artrose weer opspeelde, die boodschappen deed en me meenam naar het park als ik me eenzaam voelde.

Adnan was er zelden. Altijd druk met zijn werk als makelaar in Utrecht, altijd onderweg, altijd haastig. ‘Mam, ik kom volgende week wel even langs,’ zei hij dan. Maar volgende week werd volgende maand, en soms zelfs langer.

‘Je begrijpt het niet,’ zeg ik zacht. ‘Het gaat niet om geld of bezit. Het gaat om wie er voor me was toen ik het nodig had.’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Dus omdat ik werk om mijn gezin te onderhouden, straf je me?’

Ik voel tranen branden achter mijn ogen. ‘Het is geen straf, Adnan. Het is… het is gewoon eerlijk.’

Hij springt op, zijn stoel schuift met een schril geluid over de vloer. ‘Eerlijk? Je weet niet eens wat dat betekent!’

De deur slaat dicht achter hem. De stilte die volgt is oorverdovend.

Die nacht lig ik wakker. Mijn gedachten razen. Heb ik het juiste gedaan? Is bloed echt dikker dan water? Of is liefde iets wat je verdient door er te zijn voor elkaar?

Mijn zus Marijke belt de volgende ochtend. ‘Jasmina, wat is er gebeurd? Adnan heeft me net gebeld, helemaal overstuur.’

Ik zucht diep. ‘Ik heb het testament aangepast. Het appartement gaat naar Leila.’

‘Oei…’ Marijke zwijgt even. ‘Weet je zeker dat je dit wilt?’

‘Ja,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Leila heeft me nooit laten vallen.’

Marijke snuift zachtjes. ‘Maar Adnan is je zoon.’

‘Dat weet ik,’ fluister ik. ‘Maar soms voelt hij meer als een vreemde.’

De dagen daarna voel ik de spanning in de familie groeien als een onweerswolk die elk moment kan losbarsten. Mijn nichtje Sanne stuurt een appje: “Oma, mag ik langskomen?”

Als ze binnenkomt, zie ik de onrust in haar ogen. ‘Oma, pap zegt dat je alles aan Leila geeft. Waarom?’

Ik pak haar hand vast. ‘Sanne, schatje, jij en je broer hebben je eigen weg gekozen. Dat is goed zo. Maar Leila… zij was er altijd voor mij.’

Sanne kijkt weg. ‘Pap zegt dat Leila je heeft ingepalmd.’

‘Dat is niet waar,’ zeg ik felder dan bedoeld. ‘Leila heeft niets gevraagd. Ze heeft alleen gegeven.’

Sanne knikt langzaam, maar ik zie dat ze twijfelt.

Op zondag komt Leila zelf langs. Ze heeft bloemen bij zich en een doosje bonbons van de HEMA.

‘Oma, moet je je niet schuldig voelen om mij?’ vraagt ze voorzichtig terwijl ze thee inschenkt.

Ik glimlach flauwtjes. ‘Nee lieverd, jij hebt niets verkeerd gedaan.’

Ze pakt mijn hand vast. ‘Ik wil geen ruzie in de familie om mij.’

‘Dat weet ik,’ zeg ik zacht. ‘Maar soms moet je kiezen voor jezelf.’

De weken verstrijken en de sfeer blijft gespannen. Adnan belt niet meer. Op verjaardagen wordt er gefluisterd als ik binnenkom. Mijn zus Marijke probeert te bemiddelen, maar Adnan weigert met mij te praten.

Op een dag krijg ik een brief van Adnan’s vrouw, Ingrid:

“Jasmina,
Je hebt onze familie verscheurd met je beslissing. Je had kunnen kiezen voor harmonie, maar koos voor verdeeldheid.”

Ik vouw de brief dicht met trillende handen. Ben ik echt de oorzaak van deze breuk? Of was die er altijd al?

’s Nachts droom ik van vroeger: Adnan als kleine jongen op het strand van Scheveningen, zijn handje in de mijne. Hoe zijn ogen straalden toen hij zijn eerste fiets kreeg. Hoe hij huilde toen zijn vader vertrok en nooit meer terugkwam.

Misschien heb ik hem nooit kunnen geven wat hij nodig had.

Op een regenachtige middag staat Adnan ineens voor de deur. Zijn gezicht is grauw, zijn ogen rood.

‘Mam… kunnen we praten?’

Ik knik en laat hem binnen.

We zitten zwijgend tegenover elkaar aan tafel.

‘Waarom Leila?’ vraagt hij uiteindelijk met gebroken stem.

Ik adem diep in. ‘Omdat zij me liet voelen dat ik nog telde. Jij was er niet meer, Adnan.’

Hij kijkt weg. ‘Ik had het druk…’

‘We hebben allemaal ons leven,’ zeg ik zacht. ‘Maar soms moet je kiezen waar je prioriteiten liggen.’

Hij huilt nu openlijk en ik voel mijn hart breken.

‘Het spijt me mam…’

Ik trek hem tegen me aan en we huilen samen.

De weken daarna proberen we langzaam weer contact op te bouwen. Het blijft moeilijk; oude wonden helen langzaam.

Op een dag vraagt Leila: ‘Oma, zou je het opnieuw doen?’

Ik kijk haar aan en denk na.

‘Misschien wel,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Maar misschien had ik eerder moeten praten met iedereen.’

Nu zit ik hier, alleen in mijn woonkamer, luisterend naar het zachte getik van de regen tegen het raam.

Heb ik het juiste gedaan? Of heb ik gekozen uit pijn en gemis?

Wat betekent familie eigenlijk nog in deze tijd? Wie verdient onze liefde – degene die ons bloed deelt of degene die er écht voor ons is?