‘Hier is je koffer en een enkeltje’: Hoe ik mijn man vaarwel zei

‘Dus… dat was het dan?’ Bas’ stem trilt, zijn hand rust op de leuning van de stoel in onze woonkamer. De regen tikt onophoudelijk tegen het raam, alsof het de stilte tussen ons wil doorbreken. Mijn hart bonkt in mijn keel, maar ik dwing mezelf hem aan te kijken. ‘Ja, Bas. Dat was het.’

Ik had nooit gedacht dat ik deze woorden ooit zou uitspreken. Niet tegen Bas, niet na alles wat we samen hadden opgebouwd. Maar nu, met zijn koffer naast de deur en het treinkaartje naar Groningen in mijn hand, weet ik dat er geen weg meer terug is.

Het begon allemaal zo mooi. Ik was 32, gescheiden van Pieter, met een dochtertje van zes: Lotte. Bas kwam als een frisse wind in mijn leven. Hij was grappig, attent, en leek alles te begrijpen wat ik voelde. Mijn moeder, Ans, zei altijd: ‘Marjolein, je verdient iemand die jou op handen draagt.’ En dat deed Bas – in het begin.

‘Mam, waarom huilt Bas?’ Lotte’s stem klinkt zacht vanuit de gang. Ik slik. ‘Bas gaat even weg, lieverd,’ zeg ik terwijl ik haar haren uit haar gezicht strijk. Ze kijkt me aan met die grote blauwe ogen, zo vol vragen die ik niet kan beantwoorden.

De eerste jaren waren goed. We fietsten samen door de duinen bij Schoorl, aten kibbeling op de markt in Alkmaar en lachten om Lotte’s gekke dansjes in de woonkamer. Maar langzaam sloop er iets in ons huis wat ik niet kon benoemen. Bas werd stiller, trok zich terug in zijn werk als ICT’er bij de gemeente. Ik probeerde hem te bereiken, maar hij sloot zich steeds vaker op in zijn studeerkamer.

‘Je snapt me niet,’ zei hij op een avond toen ik vroeg waarom hij zo afstandelijk deed. ‘Het is allemaal zo veel… Lotte, jouw ex die steeds belt… Ik weet niet of ik dit kan.’

Ik voelde me schuldig. Was het mijn schuld? Had ik hem te veel gevraagd? Mijn moeder vond van niet. ‘Hij wist waar hij aan begon,’ zei ze fel tijdens een kop thee. Maar Bas leek steeds verder weg te drijven.

Toen kwam het moment dat alles kantelde. Het was een zondagmiddag in maart. Lotte was bij Pieter en Bas zat weer achter zijn laptop. Ik stond in de keuken toen ik zijn telefoon zag oplichten: een bericht van ‘Sanne Werk’. Nieuwsgierig – of misschien wanhopig – pakte ik zijn telefoon.

‘Ik mis je nu al,’ stond er.

Mijn handen trilden toen ik naar hem toe liep. ‘Wie is Sanne?’ vroeg ik, mijn stem ijzig kalm.

Hij keek me aan, zijn gezicht werd rood. ‘Een collega… Het is niet wat je denkt.’

Maar het was precies wat ik dacht. In de weken die volgden probeerde hij zich eruit te praten, maar de afstand tussen ons werd een kloof die niet meer te overbruggen was.

‘Waarom heb je het niet gewoon gezegd?’ vroeg ik op een avond terwijl we zwijgend naast elkaar op de bank zaten.

‘Omdat ik bang was je kwijt te raken,’ fluisterde hij.

Ironisch genoeg was dat precies wat er gebeurde.

De weken daarna waren een waas van ruzies en stilte. Lotte merkte alles op – haar tekeningen werden donkerder, haar lach zeldzamer. Mijn moeder kwam vaker langs om te helpen, maar zelfs zij wist niet meer wat ze moest zeggen.

Op een avond zat ik alleen aan de keukentafel met een glas wijn toen Bas thuiskwam. Hij keek me aan alsof hij me voor het eerst zag.

‘Ik kan dit niet meer,’ zei ik zacht.

Hij knikte alleen maar.

De volgende ochtend pakte hij zijn spullen. Ik had zijn koffer al klaargezet – niet uit wraak, maar omdat ik wist dat het zo moest. Ik gaf hem het treinkaartje naar Groningen, waar zijn zus woont.

‘Misschien vind je daar weer rust,’ zei ik terwijl ik probeerde niet te huilen.

Hij keek me aan met tranen in zijn ogen. ‘Het spijt me, Marjolein.’

‘Mij ook,’ fluisterde ik.

Nu is het stil in huis. Lotte slaapt eindelijk weer rustig en mijn moeder belt elke dag om te vragen hoe het gaat. Soms denk ik aan Bas – aan hoe het begon en hoe het eindigde. Was het onvermijdelijk? Had ik meer moeten vechten?

Maar dan kijk ik naar Lotte, die weer voorzichtig lacht als ze haar boterham met hagelslag eet, en weet ik dat sommige keuzes pijn doen omdat ze goed zijn.

‘Is liefde soms niet gewoon loslaten?’ vraag ik mezelf hardop af als ik ’s avonds alleen op de bank zit. Wat denken jullie: wanneer is het tijd om iemand echt los te laten?