Hij kwam terug na een jaar stilte. Kan ik hem ooit weer vertrouwen?
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg Daan, zijn stem schor, alsof hij de woorden voor het eerst in maanden gebruikte. Hij stond daar in de deuropening met dezelfde grijze koffer waarmee hij precies een jaar geleden vertrok. Alsof hij alleen even naar de bakker was geweest. Alsof hij niet een jaar lang in stilte mijn leven had verlaten.
Ik voelde mijn hart bonzen in mijn keel. Mijn handen trilden terwijl ik de deur op een kier hield. ‘Waarom nu?’ fluisterde ik, nauwelijks hoorbaar. Mijn hoofd vulde zich met beelden: het lege bed naast me, de eindeloze WhatsApp-berichten die nooit gelezen werden, de kerstboom die ik alleen optuigde, het geluid van zijn lach dat langzaam uit mijn herinnering verdween.
‘Ik… Ik weet niet waar ik moet beginnen,’ zei hij zacht. Zijn ogen zochten de mijne, maar ik keek weg. ‘Het spijt me, Eva. Echt.’
Mijn moeder, Marijke, kwam net de trap af. Ze verstijfde toen ze Daan zag. ‘Wat doe jij hier?’ Haar stem was scherp, haar blik koud. ‘Na alles wat je haar hebt aangedaan?’
Daan slikte zichtbaar. ‘Ik wil praten. Uitleggen.’
‘Je hebt je kans gehad,’ snauwde ze. ‘Eva heeft je niet nodig.’
Ik voelde me verscheurd tussen hun blikken. Mijn moeder had me het afgelopen jaar opgevangen, haar huis werd mijn toevluchtsoord toen het mijne te leeg voelde. Maar nu stond Daan daar, met zijn koffer vol herinneringen en spijt.
‘Mam, laat me even alleen met hem praten,’ zei ik zacht.
Ze keek me aan, haar ogen vol zorgen en verdriet. ‘Als je maar weet waar je aan begint.’ Ze liep de woonkamer in en sloeg de deur achter zich dicht.
Daan stapte voorzichtig binnen. De geur van zijn aftershave vulde de gang, vertrouwd en pijnlijk tegelijk. Hij zette zijn koffer neer en keek me aan.
‘Waarom ben je weggegaan?’ vroeg ik, mijn stem trillend van woede en verdriet.
Hij haalde diep adem. ‘Ik kon het niet meer aan, Eva. De druk van mijn werk, de ruzies thuis… Ik voelde me gevangen. En toen kreeg ik dat aanbod in Groningen… Ik dacht dat als ik afstand nam, alles duidelijker zou worden.’
‘En? Is het duidelijker geworden?’
Hij knikte langzaam. ‘Ik heb ingezien dat ik fout zat. Dat ik jou nooit had mogen laten zitten zonder uitleg. Dat ik laf was.’
Ik lachte bitter. ‘Een appje was al te veel gevraagd?’
Hij keek naar zijn schoenen. ‘Ik schaamde me te erg. Elke dag wilde ik contact opnemen, maar hoe langer ik wachtte…’
‘Hoe langer je wachtte, hoe meer pijn je deed,’ onderbrak ik hem.
We stonden daar in de gang, omringd door stilte en herinneringen. Ik dacht aan onze eerste ontmoeting op het terras in Utrecht, aan onze bruiloft in het stadhuis van Amersfoort, aan de plannen voor kinderen die we maakten maar nooit uitvoerden.
‘Wat verwacht je nu van mij?’ vroeg ik uiteindelijk.
‘Een kans om het goed te maken,’ zei hij zacht.
Die avond zat ik op bed met mijn telefoon in mijn hand. Mijn beste vriendin Sanne stuurde een bericht: ‘Is het waar? Is Daan terug?’
Ik typte: ‘Ja. Geen idee wat ik moet doen.’
Ze belde meteen. ‘Eva, luister naar jezelf. Niet naar hem, niet naar je moeder. Wat wil jij?’
Ik wist het niet meer.
De dagen daarna probeerde Daan zijn plek terug te vinden in mijn leven. Hij bleef logeren bij zijn broer in Hilversum en stuurde elke ochtend een bericht: ‘Mag ik langskomen?’ Soms zei ik ja, soms negeerde ik hem urenlang.
Mijn moeder bleef boos. ‘Hij verdient je niet,’ zei ze keer op keer tijdens het avondeten.
Maar mijn vader, die altijd zwijgzaam was geweest over onze relatie, verraste me op een zondagmiddag toen we samen in de tuin zaten.
‘Weet je nog hoe jouw opa ooit oma verliet voor een andere vrouw?’ vroeg hij plotseling.
Ik knikte vaag; het was een familiegeheim waar nooit veel over werd gesproken.
‘Hij kwam ook terug,’ zei mijn vader zacht. ‘En oma nam hem terug. Niet omdat ze zwak was, maar omdat ze geloofde dat mensen kunnen veranderen.’
Ik keek hem aan. ‘Denk je dat Daan veranderd is?’
Mijn vader haalde zijn schouders op. ‘Dat weet alleen jij.’
Die nacht droomde ik van Daan die weer vertrok, deze keer zonder afscheid te nemen. Ik werd zwetend wakker en voelde een leegte die ik niet kon vullen.
Op een regenachtige woensdag stond Daan weer voor de deur, zonder koffer dit keer.
‘Eva,’ begon hij, ‘ik heb hulp gezocht. Praten met een psycholoog… Ik wil vechten voor ons.’
Ik zag de oprechtheid in zijn ogen, maar ook de angst om opnieuw afgewezen te worden.
‘En als ik nee zeg?’ vroeg ik voorzichtig.
Hij slikte. ‘Dan ga ik weg. Maar dan weet ik tenminste dat ik alles geprobeerd heb.’
We praatten urenlang aan de keukentafel. Over zijn angsten, mijn woede, onze dromen die nog steeds ergens onder het stof lagen.
Sanne kwam langs met wijn en chocola. Ze luisterde naar mijn verhaal en zei: ‘Vergeven is niet vergeten, Eva. Maar soms is loslaten ook liefde.’
De weken gingen voorbij en langzaam vond er iets van herstel plaats tussen mij en Daan. We maakten wandelingen door het Vondelpark, aten kibbeling op de markt en lachten om oude grappen die alleen wij begrepen.
Maar elke keer als hij laat thuis was of zijn telefoon niet opnam, voelde ik paniek opkomen.
Op een avond barstte ik uit: ‘Hoe weet ik dat je niet weer weggaat?’
Daan pakte mijn hand vast. ‘Dat weet je niet,’ zei hij eerlijk. ‘Maar ik beloof dat als het ooit weer moeilijk wordt, ik blijf praten.’
Mijn moeder bleef sceptisch en weigerde hem uit te nodigen voor familie-etentjes. Mijn vader bleef neutraal maar gaf me af en toe een bemoedigende knik.
Op een dag zat ik alleen op het balkon met uitzicht over de stad die zoveel herinneringen droeg aan ons samen én apart zijn.
‘Kan liefde echt alles overwinnen?’ vroeg ik mezelf hardop af.
Misschien is vergeven niet hetzelfde als vergeten. Misschien is het kiezen voor jezelf én voor elkaar tegelijk – hoe pijnlijk dat soms ook is.
Zouden jullie hem hebben teruggenomen? Of is er een grens aan vergeving?