Hoe snel is het leven voorbijgegaan: Een moederhart in stilte
‘Waarom bel je nooit meer, Jeroen?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het te verbergen. Aan de andere kant van de lijn klinkt alleen maar stilte. Dan hoor ik een zucht. ‘Mam, ik heb het druk. Je weet hoe het is met werk en de kinderen.’
Ik knik, hoewel hij dat niet kan zien. Mijn hand klemt zich om de telefoon alsof ik hem zo dichterbij kan trekken. ‘Ik weet het, jongen. Maar soms… soms mis ik je gewoon zo erg.’
Het gesprek eindigt snel. Te snel. Ik blijf achter in de keuken, tussen de geur van verse koffie en het zachte getik van regen tegen het raam. Mijn hart bonkt in mijn borstkas, gevuld met een mengeling van verdriet en berusting. Hoe snel is het leven voorbijgegaan? Waar zijn die jaren gebleven waarin mijn kinderen nog klein waren, hun handjes in de mijne?
Mijn naam is Marijke van Dijk. Ik ben 67 jaar oud en woon in een rijtjeshuis in Amersfoort. Vroeger was dit huis gevuld met gelach, ruzies om wie de afstandsbediening kreeg, en de geur van pannenkoeken op woensdagmiddag. Nu hoor ik vooral het zachte zoemen van de koelkast en het kraken van mijn eigen gewrichten als ik opsta.
Mijn oudste zoon, Jeroen, vertrok op zijn negentiende naar Groningen om te studeren. Daarna ging hij naar Denemarken voor zijn werk. Sindsdien heb ik hem alleen nog gezien op foto’s die hij via WhatsApp stuurt: Jeroen met zijn vrouw Sofie en hun twee blonde kinderen op een Deens strand. Soms stuurt hij een kaartje met kerst, altijd met dezelfde boodschap: ‘We denken aan je, mam.’
Mijn dochter Anouk woont in Utrecht. Ze werkt als jurist en haar leven lijkt een aaneenschakeling van afspraken en deadlines. Ze komt eens in de paar maanden langs, meestal op zondagmiddag. Dan praten we over haar werk, haar vriendinnen, haar nieuwe appartement. Over mij praat ze zelden.
En dan is er nog Bas, mijn jongste. Bas woont nog het dichtstbij, in Hilversum, maar zelfs hij lijkt steeds verder weg te drijven. Hij heeft een vriendin die niet veel met familie heeft. ‘We hebben onze eigen tradities,’ zei hij laatst toen ik vroeg of ze met kerst kwamen eten.
Soms blader ik door oude fotoalbums. Ik zie mezelf als jonge moeder, met wallen onder mijn ogen maar een glimlach die alles zegt. De kinderen op schoot, hun armpjes om mijn nek geslagen. Ik voel weer die warmte, dat gevoel nodig te zijn.
‘Waarom kijk je altijd naar die oude foto’s?’ vroeg mijn zus Els laatst toen ze langskwam voor koffie.
‘Omdat ze me eraan herinneren dat ik ooit belangrijk was,’ antwoordde ik zacht.
Els zuchtte. ‘Je bent nog steeds belangrijk, Marijke. Maar kinderen worden groot. Ze hebben hun eigen leven.’
‘Maar waarom voelt het dan alsof ik overbodig ben geworden?’ Mijn stem brak.
Els pakte mijn hand vast. ‘Misschien moet je ze gewoon laten gaan.’
Maar hoe laat je los wat ooit alles voor je betekende?
De dagen glijden voorbij in een sleur van kleine rituelen: koffie zetten, boodschappen doen bij de Albert Heijn om de hoek, een praatje maken met buurvrouw Truus over het weer of haar kleinkinderen (‘Ze komen elk weekend logeren!’). Ik glimlach dan beleefd, maar vanbinnen voel ik een steek van jaloezie.
Op een gure winteravond zit ik alleen aan tafel met een bord stamppot voor me. De televisie staat zachtjes aan op de achtergrond – een herhaling van ‘Heel Holland Bakt’. Ik hoor mezelf lachen om een mislukte taart, maar het klinkt hol.
Plotseling rinkelt mijn telefoon. Mijn hart slaat over – misschien Jeroen? Maar het is Anouk.
‘Mam? Gaat het?’ Haar stem klinkt gehaast.
‘Ja hoor lieverd, alles goed hier.’
‘Ik kan zondag niet komen. Er is iets tussengekomen op werk.’
‘Natuurlijk,’ zeg ik snel, te snel misschien. ‘Werk gaat voor.’
‘Sorry mam…’
‘Het geeft niet,’ lieg ik.
Als ze ophangt, staar ik naar mijn bord. De stamppot smaakt ineens nergens meer naar.
De volgende dag besluit ik iets te veranderen. Ik schrijf een brief aan Jeroen – ouderwets met pen en papier.
‘Lieve Jeroen,
Ik weet dat je druk bent en dat je leven daar in Denemarken goed is. Maar soms mis ik je zo erg dat het pijn doet. Ik zou willen dat we elkaar weer eens konden zien – echt zien, niet alleen via foto’s of schermen. Misschien kunnen we samen herinneringen ophalen aan vroeger? Of gewoon samen wandelen langs het strand zoals vroeger in Zandvoort?
Liefs,
Mama’
Ik stop de brief in een envelop en loop ermee naar de brievenbus in de regen. Onderweg kom ik buurvrouw Truus tegen.
‘Alles goed Marijke?’ vraagt ze.
Ik knik en glimlach flauwtjes.
‘Je ziet er verdrietig uit.’
‘Ach Truus… soms voelt het alsof ik niet meer nodig ben.’
Truus legt haar hand op mijn arm. ‘Je bent altijd nodig geweest voor je kinderen. Maar nu moet je misschien jezelf weer nodig gaan vinden.’
Die nacht lig ik wakker in bed en denk na over haar woorden. Wanneer ben ik mezelf eigenlijk kwijtgeraakt? Was het toen Jeroen vertrok? Of toen Anouk haar eerste baan kreeg? Of misschien toen Bas zijn vriendin ontmoette?
De dagen daarna probeer ik kleine dingen te veranderen. Ik meld me aan bij de lokale bibliotheek voor een leesclub. De eerste keer dat ik binnenstap voel ik me ongemakkelijk tussen al die onbekende gezichten.
‘Welkom! Ik ben Henk,’ zegt een man met grijs haar en vriendelijke ogen.
We praten over boeken, over reizen, over hoe snel het leven gaat. Voor het eerst in tijden voel ik me weer gezien.
Toch blijft het gemis knagen. Op een avond krijg ik eindelijk antwoord van Jeroen – geen brief, maar een videobelletje.
‘Hoi mam!’ Zijn gezicht vult het scherm, ouder geworden maar nog steeds mijn jongen.
‘Hoi lieverd…’ Mijn stem breekt opnieuw.
‘We komen deze zomer naar Nederland,’ zegt hij ineens. ‘Met Sofie en de kinderen. We willen graag bij jou logeren.’
Mijn hart maakt een sprongetje van vreugde én angst tegelijk.
‘Dat lijkt me heerlijk,’ fluister ik.
De weken tot hun komst kruipen voorbij. Ik poets het huis grondig, koop nieuwe lakens en bak koekjes volgens Jeroens favoriete recept uit zijn kindertijd.
Als ze eindelijk arriveren, sta ik trillend op het perron van station Amersfoort. Jeroen stapt uit met zijn gezin – zijn kinderen rennen op me af en omhelzen me alsof ze me al jaren kennen.
Die avond zitten we samen aan tafel, lachen om oude verhalen en delen nieuwe dromen. Toch voel ik onderhuids spanning – Sofie kijkt vaak op haar telefoon, Jeroen lijkt moe van de reis, de kinderen spreken vooral Deens met elkaar.
Na het eten help ik Jeroen met afwassen.
‘Mam…’ begint hij aarzelend.
‘Ja?’
‘Het spijt me dat ik zo weinig contact heb gehad.’
Ik zwijg even.
‘Ik snap het wel,’ zeg ik uiteindelijk zachtjes. ‘Maar soms voelt het alsof jullie me vergeten zijn.’
Jeroen legt zijn hand op de mijne.
‘Dat zullen we nooit doen.’
Toch weet ik dat dingen nooit meer worden zoals vroeger.
Als ze vertrekken blijft hun geur nog dagen hangen in huis – shampoo, kinderkleren, warme chocolademelk.
Ik loop door lege kamers en vraag me af: Wanneer ben je als moeder genoeg geweest? En hoe vind je jezelf terug als niemand je meer nodig lijkt te hebben?
Misschien is dat wel de grootste uitdaging van ouder worden: leren houden van jezelf als iedereen verdergaat.