Ik heb spijt dat ik mijn vrouw verliet voor een ander: mijn smeekbede werd afgewezen
‘Jeroen, waarom doe je dit?’ De stem van Marieke trilt, haar ogen zijn rood van het huilen. Ik sta in onze kleine woonkamer in Utrecht, met mijn jas nog aan, sleutels in de hand. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Ik weet het niet meer, Marieke. Ik kan niet meer…’ Mijn woorden sterven weg. De stilte tussen ons is ondraaglijk.
Hoe ben ik hier terechtgekomen? Hoe is het mogelijk dat ik degene ben die haar pijn doet, terwijl zij altijd degene was die mij overeind hield? We ontmoetten elkaar op de universiteit, twee jonge mensen met grote dromen en weinig geld. We huurden samen een piepklein appartementje aan de Amsterdamsestraatweg. De muren waren vochtig, de vloer kraakte, maar we waren gelukkig. We deelden alles: onze hoop, onze angsten, onze plannen voor de toekomst.
Na ons afstuderen trouwden we in het stadhuis van Utrecht. Geen groot feest, geen dure jurk – alleen wij, onze ouders en een paar vrienden. Ik herinner me nog hoe Marieke’s vader mijn hand stevig schudde en zei: ‘Zorg goed voor haar, jongen.’ Ik knikte vol overtuiging. Ik zou haar nooit teleurstellen.
We werkten hard. Marieke vond een baan als verpleegkundige in het Diakonessenhuis, ik begon als junior bij een accountantskantoor. Elke euro werd omgedraaid; we spaarden voor een huis, voor een toekomst samen. ’s Avonds zaten we samen op de bank, moe maar voldaan. Soms droomden we over kinderen, een tuin, vakanties naar Frankrijk.
Maar het leven liep anders. Mijn ambitie groeide sneller dan mijn geluk. Ik werkte steeds langer, klom op tot manager en begon te dromen van een eigen bedrijf. Marieke steunde me onvoorwaardelijk. Ze nam extra diensten aan zodat ik kon sparen voor mijn droom. Ze was altijd thuis als ik laat thuiskwam, met eten op tafel en een glimlach die alles goedmaakte.
Totdat ik haar ontmoette: Saskia. Ze was nieuw op kantoor, jonger dan ik, vol energie en bewondering voor alles wat ik deed. Ze lachte om mijn grappen, keek me aan zoals Marieke dat vroeger deed. Het begon onschuldig – samen lunchen, grapjes maken bij de koffieautomaat. Maar langzaam sloop er iets tussen ons wat ik niet kon negeren.
‘Jeroen, kom je vanavond nog thuis?’ Marieke’s appjes werden steeds wanhopiger naarmate ik vaker bij Saskia bleef hangen na werktijd. Ik loog tegen haar – vergaderingen die uitliepen, klanten die last-minute afspraken wilden maken. Maar diep vanbinnen wist ik dat ik haar aan het verliezen was.
De avond dat ik Marieke vertelde dat ik verliefd was op een ander, vergeet ik nooit meer. Ze stond in de keuken, haar handen trillend om een kopje thee. ‘Is het Saskia?’ vroeg ze zachtjes. Ik knikte. Ze huilde niet eens – ze keek me alleen aan met die grote, teleurgestelde ogen.
‘Ga dan maar,’ zei ze uiteindelijk. ‘Als je denkt dat je daar gelukkiger wordt.’
Ik vertrok diezelfde avond nog naar Saskia’s appartement in Leidsche Rijn. De eerste weken voelde het als bevrijding – geen verantwoordelijkheden, geen schuldgevoelens (althans, dat dacht ik). Saskia was anders dan Marieke: spontaan, avontuurlijk, ze wilde alles uit het leven halen. Maar na een paar maanden begon het te knagen.
Saskia begreep mij niet zoals Marieke dat deed. Ze vond mijn zorgen over geld overdreven, lachte mijn onzekerheden weg en wilde vooral feesten en reizen. Ik miste de rust van thuis, de geur van Marieke’s parfum in ons beddengoed, haar zachte stem die me geruststelde als ik weer eens twijfelde aan mezelf.
Op een regenachtige zondagmiddag zat ik alleen op Saskia’s bank toen het besef insloeg: ik had alles opgegeven voor iets wat niet echt was. Mijn bedrijf liep slecht; Saskia had inmiddels iemand anders ontmoet en liet me zonder pardon vallen.
Ik probeerde Marieke te bellen, maar ze nam niet op. Ik stuurde haar lange berichten vol spijtbetuigingen, smeekte haar om me terug te nemen. Geen reactie.
Na weken van stilte stond ik op een avond voor haar deur in Lombok. Mijn handen trilden toen ik aanbelde. Ze deed open – haar haar korter dan vroeger, haar blik harder.
‘Wat wil je?’ vroeg ze kil.
‘Marieke… alsjeblieft… Ik heb spijt van alles. Kunnen we opnieuw beginnen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Jeroen, je hebt me gebroken. Je hebt alles kapotgemaakt waar we samen zo hard voor hebben gewerkt. Ik ben verder gegaan met mijn leven.’
Ik zag achter haar in de gang een paar kinderschoentjes staan – ze had inmiddels iemand anders gevonden, misschien zelfs een gezin gesticht.
‘Het spijt me zo,’ fluisterde ik.
Ze sloot de deur zonder nog iets te zeggen.
Nu zit ik hier in mijn kale huurappartement in Kanaleneiland, omringd door herinneringen aan wat ooit was. Elke dag vraag ik me af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Had ik ooit genoeg stilgestaan bij wat echt belangrijk was? Of was ik te verblind door ambitie en verlangen naar iets nieuws?
Soms kijk ik uit het raam naar de regen die tegen het glas tikt en denk ik: kan spijt ooit genoeg zijn om het verleden ongedaan te maken? Wat zou jij doen als je alles kwijt bent geraakt door je eigen keuzes?