“Ik krijg zoveel kinderen als ik wil!” – De familieruzie die ons uit elkaar dreef
‘Ik krijg zoveel kinderen als ik wil! Jullie hoeven je er niet mee te bemoeien!’ Marieke’s stem trilde, maar haar blik was vastberaden. Mijn moeder, Ans, sloeg haar handen tegen elkaar. ‘Marieke, je bent pas 24! Je hebt net je studie afgerond en je woont nog bij ons. Hoe ga je dat allemaal doen?’
Ik zat tussen hen in aan de eettafel, mijn vork roerloos boven mijn bord stamppot. Mijn vader, Henk, keek zwijgend naar zijn glas wijn. Buiten tikte de regen tegen het raam, alsof het de spanning in huis wilde benadrukken.
‘Waarom moet alles altijd volgens jullie regels?’ Marieke’s ogen schoten vuur. ‘Jullie hebben altijd alles voor mij beslist. Maar dit—dit is mijn leven!’
Mijn moeder’s gezicht vertrok. ‘We willen alleen dat je gelukkig bent, meisje. Maar denk nou eens na! Je hebt geen vaste baan, geen huis…’
‘En wat dan nog? Jullie kregen mij ook toen jullie amper iets hadden!’
Ik voelde hoe mijn hart bonkte in mijn borst. Marieke was altijd al koppig geweest, maar dit was anders. Dit was oorlog.
‘Marieke,’ probeerde ik voorzichtig, ‘misschien kunnen we gewoon rustig praten? Niemand wil je iets afnemen.’
Ze draaide zich naar mij toe. ‘Jij snapt het toch wel, Eva? Jij hebt altijd alles volgens het boekje gedaan. Studie, baan, samenwonen met Bas… Maar ik ben niet zoals jij!’
Ik slikte. Natuurlijk was ik anders. Ik had altijd geprobeerd het iedereen naar de zin te maken. Maar nu voelde ik me verscheurd. Moest ik haar steunen? Of onze ouders?
Het gesprek liep uit op een chaos van verwijten en tranen. Mijn vader stond op en liep zonder iets te zeggen naar boven. Mijn moeder bleef achter met betraande ogen en trillende handen.
Die nacht lag ik wakker in mijn kamer. Ik hoorde Marieke zachtjes huilen aan de andere kant van de muur. Ik wilde naar haar toe gaan, maar iets hield me tegen. Misschien was het angst om partij te kiezen, misschien was het gewoon onmacht.
De dagen daarna werd het huis een mijnenveld. Mijn moeder sprak nauwelijks nog met Marieke. Mijn vader verdween steeds vaker naar zijn volkstuin. En ik? Ik probeerde iedereen te pleasen, maar voelde me steeds meer een buitenstaander in mijn eigen gezin.
Op een zaterdagmiddag kwam Bas langs. Hij keek me bezorgd aan terwijl ik koffie voor hem inschonk.
‘Je ziet er moe uit,’ zei hij zacht.
‘Het is gewoon… alles,’ zuchtte ik. ‘Marieke en mam praten niet meer met elkaar. Pap doet alsof hij doof is. En ik…’
Bas pakte mijn hand vast. ‘Je hoeft het niet allemaal op te lossen, Eva.’
Maar dat voelde niet zo. Ik was altijd de lijm geweest die ons gezin bij elkaar hield.
Een week later kwam de bom pas echt tot ontploffing. Marieke kwam thuis met een positieve zwangerschapstest in haar hand.
‘Ik ben zwanger,’ zei ze zonder omhaal.
Mijn moeder liet een bord uit haar handen vallen. De scherven verspreidden zich over de keukenvloer.
‘Hoe kun je zo onverantwoordelijk zijn?’ riep ze uit.
‘Omdat dit is wat ík wil!’ schreeuwde Marieke terug.
Mijn vader kwam binnen en keek van de één naar de ander. ‘We kunnen haar toch niet laten vallen?’ zei hij zachtjes.
Mijn moeder draaide zich om en liep de tuin in, haar schouders schokkend van het huilen.
Ik stond daar, midden in de keuken, tussen de scherven en de ruziënde stemmen. Alles wat ooit vanzelfsprekend was geweest – onze zondagse fietstochten, samen naar de markt, Sinterklaas vieren – voelde ineens ver weg.
Die avond zat ik met Marieke op haar kamer. Ze keek me aan met rode ogen.
‘Denk je dat ik het aankan?’ vroeg ze fluisterend.
Ik pakte haar hand vast. ‘Ik weet het niet, Mare… Maar ik weet wel dat je niet alleen bent.’
Ze lachte schamper. ‘Dat voelt anders.’
‘Misschien moeten we allemaal leren loslaten,’ zei ik zachtjes.
De maanden die volgden waren zwaar. Mijn moeder bleef afstandelijk, maar kocht stiekem babykleertjes en legde ze op Marieke’s bed als ze er niet was. Mijn vader probeerde te bemiddelen, maar wist zelf ook niet goed wat hij moest doen.
Op een dag stond ik met Marieke in de wachtkamer van het ziekenhuis voor haar eerste echo. Ze kneep mijn hand bijna fijn van de spanning.
‘Wat als mam nooit meer met me praat?’ fluisterde ze.
‘Geef haar tijd,’ zei ik. ‘Ze houdt van je, dat weet je toch?’
Toen we samen naar het kloppende hartje op het scherm keken, voelde ik tranen prikken achter mijn ogen. Misschien was dit wel het begin van iets nieuws – of het einde van wat we ooit waren geweest.
Na de geboorte van kleine Lotte veranderde er langzaam iets in huis. Mijn moeder stond op een dag ineens in Marieke’s kamer met een stapel schone rompertjes en een pan soep.
‘Je doet het goed,’ zei ze zachtjes tegen Marieke.
Marieke begon te huilen en viel haar in de armen.
Toch bleef er iets broos tussen ons hangen – alsof we allemaal bang waren om weer te breken.
Nu zit ik hier, jaren later, aan dezelfde keukentafel waar alles begon. Lotte speelt in de tuin met Bas en mijn eigen dochtertje Sophie. Marieke lacht weer, maar soms zie ik nog steeds die oude pijn in haar ogen als onze moeder iets te bezorgd vraagt of ze het allemaal wel aankan.
Ik vraag me af: kun je echt onvoorwaardelijk steunen zonder iemand pijn te doen? Of is liefde soms juist loslaten – zelfs als dat betekent dat je elkaar even kwijtraakt?