In de schaduw van mijn vader: De keuze die alles veranderde
‘Lotte, luister je wel?’ De stem van mijn vader snijdt door de stilte in de woonkamer. Zijn handen trillen lichtjes, maar zijn blik is nog steeds even streng als altijd. Ik knik, maar mijn keel voelt dichtgeknepen. Mijn moeder zit aan de andere kant van de tafel, haar ogen rood van het huilen. Mijn broer Daan staart naar zijn telefoon, alsof hij zich kan verstoppen voor wat er gebeurt.
‘Je weet wat de artsen hebben gezegd,’ vervolgt mijn vader. ‘Ik heb een nier nodig. En jij bent de enige die in aanmerking komt.’
Ik voel hoe mijn hart bonkt in mijn borstkas. Mijn vader, altijd zo ongenaakbaar, zo hard voor ons allemaal. De man die mij als kind liet huilen omdat ik niet goed genoeg was, die Daan uitkafferde als hij een onvoldoende haalde, die mijn moeder met kille blikken tot zwijgen bracht. En nu vraagt hij mij om hem te redden.
‘Pap…’ Mijn stem klinkt schor. ‘Dit is niet zomaar iets. Het is een grote operatie. Ik moet erover nadenken.’
Zijn gezicht vertrekt. ‘Nadenken? Waarover? Je bent mijn dochter. Dit is wat je doet voor familie.’
Mijn moeder snikt zachtjes. ‘Lotte, lieverd…’
Ik spring op van mijn stoel en loop naar het raam. Buiten regent het, dikke druppels tikken tegen het glas. Ik herinner me hoe ik als kind op dezezelfde plek stond, kijkend naar de regen, hopend dat het huis ooit warmer zou worden.
‘Waarom ik?’ vraag ik zachtjes, zonder me om te draaien. ‘Waarom altijd ik?’
Daan kijkt op, zijn ogen vol schuld. ‘Ik ben geen match,’ zegt hij zacht. ‘Ze hebben het getest.’
Mijn vader zucht diep. ‘Je denkt te veel na, Lotte. Je moet gewoon doen wat nodig is.’
Die nacht lig ik wakker in mijn oude slaapkamer. De muren zijn nog steeds lichtblauw, met vergeelde posters van Nederlandse popsterren uit mijn tienertijd. Ik hoor mijn ouders beneden praten, hun stemmen gedempt maar gespannen.
‘Ze moet het doen, Marja,’ zegt mijn vader. ‘Ze heeft geen keuze.’
‘Ze is bang, Henk,’ fluistert mijn moeder. ‘Ze heeft altijd al zoveel moeten dragen.’
Ik voel tranen over mijn wangen rollen. Altijd al zoveel moeten dragen – ja, dat klopt. Ik was degene die boodschappen deed toen mama ziek was, die Daan hielp met zijn huiswerk, die probeerde vrede te bewaren als papa weer eens uit zijn slof schoot.
De volgende ochtend zit ik aan de keukentafel met een kop lauwe koffie. Mijn moeder schuift een bordje met beschuit naar me toe.
‘Je hoeft niet meteen te beslissen,’ zegt ze voorzichtig.
‘Maar pap verwacht het wel,’ zeg ik bitter.
Ze kijkt weg. ‘Hij weet niet beter.’
Ik denk aan mijn werk in het ziekenhuis in Utrecht, aan mijn collega’s die niets weten van de chaos thuis. Aan mijn vriend Bas, die me gisteravond appte: “Hoe gaat het? Kom je dit weekend naar mij?” Ik heb niet geantwoord.
Later die dag ga ik wandelen langs de Vecht. De lucht is grijs, de bomen kaal. Ik bel Bas.
‘Wat moet ik doen?’ vraag ik zodra hij opneemt.
Hij zucht. ‘Wat wil je zelf?’
‘Dat weet ik niet meer,’ fluister ik.
‘Je hoeft niet altijd alles voor iedereen op te lossen, Lot.’
Maar zo voelt het wel. Alsof ik verantwoordelijk ben voor het geluk van iedereen behalve mezelf.
’s Avonds zit ik weer tegenover mijn vader.
‘Heb je besloten?’ vraagt hij zonder omhaal.
‘Nee,’ zeg ik eerlijk.
Hij slaat met zijn vuist op tafel. ‘Je denkt alleen aan jezelf! Vroeger was je anders.’
‘Vroeger was ik bang voor je,’ zeg ik zachtjes.
Het blijft even stil. Mijn moeder kijkt geschrokken op.
‘Ik ben niet meer dat kleine meisje,’ vervolg ik. ‘Ik wil ook een leven.’
Mijn vader kijkt me aan alsof hij me voor het eerst ziet.
De dagen verstrijken. Mijn collega’s merken dat ik afwezig ben. Tijdens een nachtdienst vraagt verpleegkundige Saskia: ‘Gaat het wel?’
Ik barst in tranen uit in de koffiekamer.
‘Mijn vader heeft me nooit echt gezien,’ snik ik. ‘En nu verwacht hij dat ik alles voor hem opgeef.’
Saskia legt haar hand op mijn arm. ‘Je mag ook nee zeggen, Lotte.’
Maar kan dat echt? Kan ik nee zeggen tegen de man die me heeft grootgebracht – ondanks alles?
Op een zondagmiddag zit ik met Daan in het park.
‘Wat zou jij doen?’ vraag ik hem.
Hij haalt zijn schouders op. ‘Jij hebt altijd alles voor ons gedaan. Misschien is het tijd dat je aan jezelf denkt.’
Ik kijk naar de eenden in de vijver en voel een vreemde rust over me komen.
Die avond bel ik Bas weer.
‘Ik denk dat ik het niet kan,’ zeg ik.
‘Dat is oké,’ zegt hij zacht.
De volgende dag vertel ik het mijn ouders tijdens het avondeten.
‘Ik ga het niet doen,’ zeg ik met trillende stem.
Mijn vader zwijgt lang. Dan staat hij op en loopt zonder iets te zeggen naar boven.
Mijn moeder pakt mijn hand vast en huilt stilletjes.
De weken daarna is het huis koud en stil. Mijn vader praat nauwelijks met me. Daan probeert te bemiddelen, maar zonder succes.
Op een dag krijg ik een brief van mijn vader op mijn kussen:
“Lotte,
Ik begrijp je keuze niet, maar misschien heb ik je nooit echt begrepen.
Henk.”
Ik huil om wat er nooit geweest is tussen ons – begrip, warmte, echte liefde.
Een paar maanden later overlijdt mijn vader aan nierfalen. Op zijn begrafenis staan we zwijgend naast elkaar: mijn moeder, Daan en ik. Er zijn veel mensen, maar het voelt leeg.
Na afloop loop ik alleen langs de Vecht en denk aan alles wat gebeurd is.
Heb ik gefaald als dochter? Of heb ik eindelijk gekozen voor mezelf?
Wat zouden jullie hebben gedaan als jullie in mijn schoenen stonden?