In de Schaduw van Minachting: Een Dochter op Zoek naar Haar Stem

‘Je begrijpt er helemaal niets van, pap!’ Mijn stem trilt, maar ik probeer mijn tranen in te slikken. De geur van zijn sigarenrook hangt zwaar in de woonkamer, waar het licht van de straatlantaarns door het raam valt. Mijn vader, Pieter, kijkt niet eens op van zijn krant. ‘Harriet, je moet leren luisteren. Je bent nog een kind.’

Ik haat het als hij me Harriet noemt. Niemand noemt me zo, behalve hij als hij boos is. Mijn moeder noemde me altijd Harri, of gewoon Har. Maar zij is er niet meer. Twee jaar geleden, op een regenachtige avond in november, is ze weggeglipt uit ons leven. Ik was veertien en voelde me plotseling ouder dan ooit.

‘Laat haar nou gewoon even,’ zegt Marloes zachtjes vanaf de eettafel. Ze is vijfentwintig, mijn halfzus uit papa’s eerste huwelijk. Ze woont weer thuis sinds haar relatie op de klippen liep. Marloes is alles wat ik niet ben: rustig, verstandig, en altijd in staat om Pieter te kalmeren. Ik voel me altijd het buitenbeentje in mijn eigen huis.

‘Ze moet leren dat het leven niet draait om wat zij wil,’ bromt Pieter. ‘En dat eeuwige geteken van haar… daar kom je nergens mee.’

Mijn schetsboek ligt open op mijn schoot. Ik heb net een portret van mama afgemaakt, haar ogen vol warmte zoals ik me herinner. Maar Pieter ziet alleen verspilde tijd.

Die nacht lig ik wakker in mijn kamer, luisterend naar het zachte getik van regen tegen het raam. Ik denk aan mama’s stem, haar handen die door mijn haar streelden. Ze zei altijd dat ik moest blijven dromen, dat ik iets bijzonders had. Maar nu lijkt alles wat ik doe verkeerd.

Op school voel ik me onzichtbaar. Mijn beste vriendin, Sanne, begrijpt het niet echt. Haar ouders zijn gescheiden, maar ze hebben allebei een nieuwe partner en lijken gelukkig. ‘Misschien moet je gewoon met je vader praten,’ zegt ze tijdens de pauze. ‘Misschien weet hij niet hoe je je voelt.’

Maar hoe praat je met iemand die je niet hoort?

Thuis is het altijd stil of gespannen. Marloes probeert soms met me te praten, maar het voelt geforceerd. Ze is zo loyaal aan Pieter dat ik haar niet vertrouw met mijn diepste gedachten.

Op een avond hoor ik Pieter en Marloes praten in de keuken. ‘Ze lijkt steeds meer op haar moeder,’ zegt hij zacht. ‘Altijd met haar hoofd in de wolken.’

‘Misschien moet je haar gewoon laten zijn wie ze is,’ antwoordt Marloes voorzichtig.

‘Dat heeft haar moeder ook nergens gebracht.’ Zijn stem klinkt bitter.

Ik voel een steek in mijn borst. Was mama’s dood dan haar eigen schuld? Of die van mij omdat ik op haar lijk?

De weken slepen zich voort. Mijn cijfers op school gaan achteruit, maar niemand lijkt het op te merken behalve mijn mentor, meneer Van Dijk. Hij vraagt of alles goed gaat thuis. Ik wil hem vertellen over de kille blikken van Pieter, over de manier waarop Marloes altijd tussen ons in staat, maar ik durf niet.

Op een dag besluit ik alles op te schrijven in een brief aan mama. Ik vertel haar over de leegte in huis, over hoe Pieter nooit naar me luistert en hoe erg ik haar mis. Ik stop de brief onder mijn matras en hoop dat ze hem ergens kan lezen.

Op mijn zestiende verjaardag zit ik zwijgend aan tafel terwijl Pieter met Marloes praat over haar sollicitatiegesprek bij de gemeente Utrecht. Niemand vraagt wat ik wil doen na school. Niemand vraagt naar mijn dromen.

Na het eten ga ik naar buiten, naar het park waar mama vroeger met mij wandelde. Ik ga op onze favoriete bankje zitten en haal mijn schetsboek tevoorschijn. Terwijl ik teken, voel ik eindelijk rust.

Plotseling hoor ik voetstappen achter me. Het is Marloes.

‘Mag ik naast je komen zitten?’ vraagt ze voorzichtig.

Ik knik.

‘Het spijt me dat het thuis zo moeilijk is,’ zegt ze na een tijdje stilte. ‘Papa… hij weet gewoon niet hoe hij met jou moet omgaan sinds mama er niet meer is.’

‘Hij wil me niet begrijpen,’ fluister ik.

‘Hij is bang om je kwijt te raken zoals hij mama kwijt is geraakt.’

Ik kijk haar aan en zie voor het eerst verdriet in haar ogen.

‘Misschien moeten we hem samen laten zien wie jij bent,’ zegt ze zachtjes.

Die avond laat ik Marloes mijn tekeningen zien. Ze kijkt aandachtig en glimlacht zelfs bij sommige portretten.

‘Je hebt echt talent, Harri,’ zegt ze oprecht.

Voor het eerst in lange tijd voel ik me gezien.

De volgende dag legt Marloes mijn schetsboek op tafel tijdens het ontbijt.

‘Kijk eens naar wat Harriet maakt,’ zegt ze tegen Pieter.

Hij fronst zijn wenkbrauwen en bladert door de pagina’s zonder iets te zeggen. Maar bij het portret van mama blijft hij hangen. Zijn hand trilt een beetje als hij het papier aanraakt.

‘Ze lijkt echt…’ Hij slikt zijn woorden in.

‘Ze heeft jouw ogen getekend zoals ze echt waren,’ zegt Marloes zachtjes.

Pieter kijkt mij aan, voor het eerst in maanden recht in mijn ogen.

‘Je moeder zou trots zijn geweest,’ zegt hij schor.

Er valt een stilte waarin alles lijkt te veranderen.

Het is geen sprookjeseinde; Pieter blijft afstandelijk en kritisch, maar soms zie ik een glimp van zachtheid als hij naar mijn tekeningen kijkt. Marloes wordt langzaam meer een bondgenoot dan een vreemdeling.

Ik weet nu dat mijn stem ertoe doet, zelfs als niet iedereen die wil horen.

Soms vraag ik me af: hoeveel kinderen voelen zich ongezien in hun eigen huis? En wat als we allemaal onze stem durven laten horen – zou er dan eindelijk iets veranderen?