“Ja, ik heb de scheiding aangevraagd. Ik wil eindelijk mijn eigen leven leiden,” zegt 60-jarige Leah tegen haar dochter Aurora

‘Dus je gaat echt weg?’ De stem van mijn dochter Aurora trilt, haar ogen groot van ongeloof. Ik kijk haar aan, mijn handen trillend om de mok thee die ik vasthoud. Buiten tikt de regen tegen het raam, alsof het de spanning in de kamer wil benadrukken.

‘Ja, Aurora. Ik heb de scheiding aangevraagd. Ik kan niet meer zo doorgaan.’ Mijn stem klinkt vastberaden, maar vanbinnen voel ik me verscheurd. Veertig jaar huwelijk, een leven samen opgebouwd in ons rijtjeshuis in Amersfoort. En nu dit.

Aurora’s gezicht vertrekt. ‘Maar mam… je bent zestig! Wat ga je dan doen? Waar ga je wonen? En papa dan?’

Ik zucht diep. ‘Ik weet het niet precies. Maar ik weet wel dat ik niet nog twintig jaar zo verder kan. Je vader…’

Ze onderbreekt me fel: ‘Papa is gewoon een beetje laks, dat weet je toch al jaren! Waarom nu ineens?’

Waarom nu? Die vraag stel ik mezelf ook al maanden. Misschien omdat het huis stiller is geworden sinds jij en je broer uit huis zijn. Misschien omdat mijn rug pijn doet na het sjouwen van de boodschappen, omdat Karel altijd zegt: “Jij weet toch beter wat we nodig hebben?” Misschien omdat ik me steeds kleiner voel worden in mijn eigen leven.

‘Aurora, ik ben moe. Ik ben zo moe van alles alleen doen. Je vader werkt nog steeds halve dagen bij de gemeente, maar thuis doet hij niets. Hij eet, kijkt voetbal, laat zijn bord staan en zegt: “Dankjewel, schat.” Maar nooit: “Zal ik even helpen?”’

Aurora kijkt weg, haar vingers friemelen aan haar trui. ‘Maar dat is toch gewoon hoe het altijd ging? Jij was thuis, hij werkte.’

‘Ja,’ zeg ik zacht. ‘Maar nu werk ik ook weer, twee dagen per week in de bibliotheek. En toch doe ik alles. De was, het eten, de administratie… Zelfs toen jij klein was en ziek werd, was ik degene die nachten opbleef.’

De herinneringen komen als golven binnen. Hoe ik met een slapende Aurora op mijn borst in de kinderstoel zat, terwijl Karel boven lag te snurken. Hoe hij altijd zei: “Jij bent daar beter in.” En hoe ik dat geloofde.

‘Misschien ben ik veranderd,’ zeg ik langzaam. ‘Misschien wil ik eindelijk eens iemand zijn die niet alleen voor anderen zorgt.’

Aurora’s ogen vullen zich met tranen. ‘Maar mam… wat als je spijt krijgt? Papa is niet slecht. Hij houdt van je.’

‘Liefje,’ fluister ik, ‘ik weet dat hij van me houdt op zijn manier. Maar liefde is niet genoeg als je je elke dag alleen voelt.’

De stilte tussen ons is zwaar. In mijn hoofd hoor ik Karel’s stem: “Je overdrijft weer, Leah.” Maar deze keer luister ik niet naar hem.

De afgelopen maanden waren een aaneenschakeling van kleine teleurstellingen. De dag dat ik mijn enkel verstuikte en Karel zei: “Kun je dan morgen wel koken?” De keer dat hij vergat dat het onze trouwdag was en gewoon naar de kroeg ging met zijn vrienden. De keren dat hij zei dat hij boodschappen zou doen en dan thuiskwam met alleen bier en chips.

Ik probeerde het te negeren, mezelf wijs te maken dat het erbij hoorde. Maar toen kwam die avond in januari. Ik stond in de keuken, de afwas tot aan het plafond gestapeld omdat de vaatwasser stuk was. Karel zat op de bank met een biertje en riep: “Leah, waar blijft m’n toetje?”

Iets brak er in mij. Ik zette het bord neer, liep naar boven en huilde tot diep in de nacht.

De volgende ochtend keek ik in de spiegel en zag een vrouw die zichzelf niet meer herkende. Grijze haren, wallen onder mijn ogen, een mond die zelden lachte.

‘Ik wil niet verbitterd oud worden,’ zeg ik tegen Aurora. ‘Ik wil nog iets van mezelf maken.’

Ze schudt haar hoofd. ‘En papa dan? Hij kan niet eens een ei bakken!’

Ik glimlach flauwtjes. ‘Misschien leert hij het nu wel.’

De weken na mijn besluit waren een hel. Karel begreep er niets van. Hij schreeuwde eerst, gooide met deuren, smeekte me daarna om te blijven. Maar als ik vroeg of hij wilde helpen in huis, werd hij boos: “Dat is jouw taak!”

Mijn zus Marijke vond me dapper. “Eindelijk kies je voor jezelf,” zei ze aan de telefoon. Maar mijn schoonfamilie noemt me egoïstisch.

Op straat voel ik soms blikken branden als mensen fluisteren: “Dat is die vrouw die haar man heeft verlaten.” Alsof ik iets misdadigs heb gedaan.

Toch voel ik me lichter sinds ik in mijn kleine appartementje woon aan de rand van het centrum. Het ruikt er naar verse koffie en boeken – mijn boeken! Niemand die klaagt over rommel of vraagt waar zijn sokken zijn.

Soms mis ik Karel’s grapjes aan tafel of het geluid van zijn stem als hij moppert op de politiek op tv. Maar dan denk ik aan de vrijheid die ik nu heb: uitslapen op zondag, wandelen door het park zonder haast, een boek lezen zonder gestoord te worden.

Aurora komt minder vaak langs dan vroeger. Ze zegt dat ze het druk heeft met haar werk op de basisschool en haar eigen gezin. Maar soms stuurt ze een appje: “Hoe gaat het mam?” Dan stuur ik een foto van mijn balkon vol bloemen of vertel over de leesclub waar ik bij zit.

Toch blijft er een leegte die niet zomaar verdwijnt. Op feestdagen voel ik me schuldig als Karel alleen zit – of misschien zit hij wel bij zijn broer in Hilversum, wie zal het zeggen? Mijn hart doet pijn als Aurora zegt dat ze liever niet wil kiezen tussen haar ouders.

Maar als ik ’s avonds in bed lig en luister naar de regen op het dak, voel ik rust die ik jaren niet heb gekend.

Was dit egoïstisch? Had ik moeten blijven voor de lieve vrede? Of mag een vrouw van zestig eindelijk voor zichzelf kiezen?

Soms vraag ik me af: hoeveel jaren van je leven mag je verspelen aan wachten tot iemand verandert? En hoeveel moed kost het om eindelijk jezelf te worden?