“Je hebt mijn jeugd verpest, mam” – Een moederhart in scherven

‘Je hebt mijn jeugd verpest, mam.’

De woorden galmen nog na in mijn hoofd, als een echo die weigert te verdwijnen. Het was niet eens een schreeuw, geen woedende uitbarsting. Nee, het was een fluistering, bijna achteloos uitgesproken, maar met een kracht die mijn hart in duizend stukjes brak. Ik stond in de keuken, mijn handen trillend boven de gootsteen, terwijl de regen zachtjes tegen het raam tikte. Mijn dochter, Lotte, stond achter me. Ze was net twintig geworden, maar in dat moment leek ze ouder dan ik ooit geweest was.

‘Wat bedoel je?’ vroeg ik, mijn stem nauwelijks hoorbaar. Ik durfde haar niet aan te kijken. Ik voelde haar blik branden in mijn rug.

‘Je weet best wat ik bedoel,’ zei ze. ‘Altijd dat gezeur over school, over vriendinnen die niet goed genoeg waren, over dat ik niet mocht uitgaan. Je hebt me nooit laten ademen.’

Ik draaide me langzaam om. Lotte’s ogen waren rood van het huilen, haar handen gebald tot vuisten. Ik wilde haar omhelzen, haar geruststellen, maar ik wist niet hoe. Alles wat ik ooit gedaan had, was toch uit liefde? Of had ik haar inderdaad verstikt met mijn zorgen?

‘Lotte…’ begon ik, maar ze kapte me af.

‘Nee mam, luister nou eens! Jij denkt altijd dat je alles beter weet. Maar je hebt geen idee hoe eenzaam ik me voelde. Papa was er nooit – altijd werken in Amsterdam – en jij… jij was er wel fysiek, maar nooit echt bij mij.’

Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen. Mijn man, Erik, werkte inderdaad veel. Zijn baan bij de gemeente slokte hem op. Maar ik? Ik had toch alles voor haar gedaan? Haar naar hockey gebracht, haar kamer geschilderd in haar lievelingskleur, eindeloze boterhammen gesmeerd voor school.

‘Ik deed mijn best, Lotte,’ fluisterde ik. ‘Misschien niet altijd goed, maar…’

Ze schudde haar hoofd. ‘Je snapt het niet. Je wilde altijd dat ik perfect was. Nooit mocht ik fouten maken. Weet je nog die keer dat ik een onvoldoende haalde voor wiskunde? Je praatte drie dagen niet tegen me.’

Ik herinnerde het me vaag. Ik was boos geweest, teleurgesteld misschien. Maar drie dagen? Was ik echt zo hard geweest?

‘Het spijt me,’ zei ik zachtjes. ‘Echt waar.’

Ze haalde haar schouders op en liep de keuken uit. De deur sloeg zachtjes dicht achter haar.

Die nacht lag ik wakker in bed naast Erik, die zachtjes snurkte. Mijn gedachten tolden rondjes. Had ik Lotte’s jeugd echt kapotgemaakt? Was mijn liefde verstikkend geweest? Of was dit gewoon de pijn van volwassen worden?

De volgende ochtend zat Lotte al aan tafel toen ik beneden kwam. Ze keek niet op van haar telefoon.

‘Wil je koffie?’ vroeg ik voorzichtig.

‘Nee dankje.’

Het bleef stil. Alleen het getik van de regen en het zachte gezoem van de koelkast vulden de ruimte.

‘Lotte… kunnen we praten?’ probeerde ik nog eens.

Ze zuchtte diep en legde haar telefoon weg. ‘Mam, ik wil gewoon even alleen zijn.’

Ik knikte en liep naar buiten, de tuin in. De hortensia’s stonden er treurig bij in de regen. Ik dacht aan vroeger, aan hoe Lotte als klein meisje door de tuin rende met haar knuffelkonijn. Hoe ze lachte als Erik haar optilde en ronddraaide. Wanneer was dat opgehouden? Wanneer was ze gestopt met lachen?

De dagen daarna bleef het stil tussen ons. Erik merkte het op.

‘Wat is er aan de hand tussen jou en Lotte?’ vroeg hij op een avond terwijl hij zijn laptop dichtklapte.

Ik vertelde hem wat er gebeurd was. Hij zuchtte diep.

‘Ze is gewoon in de war,’ zei hij uiteindelijk. ‘Iedereen heeft wel eens ruzie met zijn ouders.’

Maar zo voelde het niet voor mij. Dit was geen gewone ruzie; dit was een breuk die dwars door mijn ziel liep.

Een week later kwam Lotte thuis met haar vriendin Sanne. Ze lachten samen in de gang, maar zodra ze mij zagen verstomde het gelach.

‘Hoi mam,’ zei Sanne vriendelijk.

‘Hoi Sanne,’ antwoordde ik.

Lotte keek me kort aan en liep toen snel door naar boven.

Sanne bleef even staan. ‘Mevrouw De Vries… Lotte zit ergens mee. Misschien moet u gewoon even naar haar luisteren.’

Ik knikte dankbaar en liep langzaam de trap op naar Lotte’s kamer. Ik klopte zachtjes aan.

‘Wat is er?’ klonk het kortaf.

‘Mag ik binnenkomen?’

Er volgde een lange stilte, toen hoorde ik het zachte klikje van het slot.

Lotte zat op haar bed, haar knieën opgetrokken onder haar kin.

‘Lotte… wil je me alsjeblieft uitleggen wat er zo mis ging?’ vroeg ik voorzichtig.

Ze keek me aan met vochtige ogen.

‘Mam… ik weet dat je je best deed. Maar soms voelde het alsof je alleen maar teleurgesteld in me kon zijn. Alsof niets ooit goed genoeg was.’

Ik slikte moeizaam.

‘Weet je… na die scheiding van opa en oma was ik zo bang dat ons gezin ook uit elkaar zou vallen,’ zei ik zachtjes. ‘Misschien heb ik daardoor te hard geprobeerd alles perfect te houden.’

Lotte knikte langzaam.

‘Ik snap dat wel,’ zei ze uiteindelijk. ‘Maar soms moet je gewoon laten zien dat je van iemand houdt, ook als het niet perfect gaat.’

We zaten samen in stilte op haar bed. Voor het eerst sinds lange tijd voelde ik ons weer even dichtbij elkaar.

Toch bleef er iets knagen. Hoeveel schade had ik aangericht zonder het te beseffen? Was liefde soms niet genoeg?

Die avond zat ik alleen aan tafel met een kop thee terwijl Erik laat thuis kwam van zijn werk.

‘Hoe ging het?’ vroeg hij terwijl hij zijn jas ophing.

‘We hebben gepraat,’ zei ik zachtjes. ‘Maar het zal tijd kosten.’

Hij knikte begrijpend en legde zijn hand op mijn schouder.

De weken daarna probeerde ik anders te zijn: minder kritisch, meer luisterend. Maar het voelde onwennig, alsof ik opnieuw moest leren moeder zijn.

Op een dag kwam Lotte thuis met een grote glimlach op haar gezicht.

‘Mam! Ik heb een acht gehaald voor psychologie!’

Mijn hart maakte een sprongetje van blijdschap.

‘Wat goed van je! Ik ben trots op je,’ zei ik zonder nadenken.

Ze keek me even verbaasd aan en lachte toen breeduit.

Misschien is er toch hoop op herstel, dacht ik bij mezelf.

Maar soms lig ik ’s nachts nog wakker en vraag ik me af: hoeveel woorden uit het verleden blijven voor altijd tussen ons instaan? Kun je ooit echt goedmaken wat kapot is gegaan?