Kleine Afstand, Grote Kloof: Het Verhaal van Oma Els en Haar Kleindochter
‘Waarom komt Sophie nooit meer langs, mam?’ vroeg mijn dochter Marieke met een zucht terwijl ze haar koffiekopje neerzette. Ik keek naar haar handen, die zenuwachtig over het tafelblad gleden. ‘Ze zegt dat ze het druk heeft met school,’ antwoordde ik, maar zelfs ik hoorde de twijfel in mijn stem.
De stilte die volgde was zwaar. Buiten tikte de regen tegen het raam van mijn rijtjeshuis in Amersfoort. Ik dacht terug aan de tijd dat Sophie als klein meisje altijd bij mij op schoot kroop, haar armpjes stevig om mijn nek geslagen. Nu was ze zestien en leek ze verder weg dan ooit.
‘Misschien voelt ze zich niet meer welkom,’ zei Marieke zacht. Haar ogen weken uit naar de tuin, waar de hortensia’s slap hingen onder het gewicht van de regen. ‘Of misschien…’
‘Misschien wat?’ onderbrak ik haar, iets te fel. Marieke schrok zichtbaar. ‘Mam, je weet toch dat je altijd meer met Sophie hebt gehad dan met de anderen? Dat ziet iedereen.’
Die woorden sneden dieper dan ik wilde toegeven. Was het waar? Had ik Sophie altijd voorgetrokken? Natuurlijk was ze speciaal voor me, mijn eerste kleinkind, het kind van mijn oudste dochter. Maar hield ik minder van de anderen? Ik dacht aan kleine Bram, die altijd met zijn autootjes speelde op mijn tapijt, en aan Lotte, die me elke zondag een tekening bracht.
Toch was er iets met Sophie. Ze leek op mij, koppig en gevoelig tegelijk. Misschien had ik haar daarom altijd beter begrepen dan de rest. Maar nu voelde ik haar wegglippen, alsof er een onzichtbare muur tussen ons stond.
Die avond lag ik wakker in bed. De woorden van Marieke bleven door mijn hoofd malen. Was ik schuldig aan het ontstaan van deze kloof? Had ik onbewust Sophie’s broertje en zusje tekortgedaan? En waarom voelde het alsof iedereen me nu verantwoordelijk hield voor iets wat ik nooit bewust had gedaan?
De volgende dag besloot ik Sophie te bellen. Mijn handen trilden terwijl ik haar nummer intoetste. Na vier keer overgaan nam ze op.
‘Hoi oma,’ klonk haar stem vlak.
‘Lieve schat, hoe gaat het met je? Ik mis je zo.’
Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn. ‘Het gaat wel. Druk met school en zo.’
‘Wil je niet een keer langskomen? We kunnen samen appeltaart bakken, zoals vroeger.’
Ze zuchtte. ‘Ik weet niet of dat zo’n goed idee is.’
‘Waarom niet?’ vroeg ik zacht.
‘Mam vindt dat je Bram en Lotte voortrekt nu. Ze zegt dat je nooit meer naar hun voetbalwedstrijden komt en altijd vraagt hoe het met mij gaat.’
Ik voelde mijn keel dichtknijpen. ‘Maar lieverd, dat is toch niet waar? Ik hou van jullie allemaal evenveel.’
‘Dat zeg je altijd,’ antwoordde Sophie, ‘maar het voelt niet zo.’
Na het gesprek bleef ik verslagen achter. Hoe kon het dat alles wat ik deed verkeerd werd uitgelegd? Ik probeerde juist iedereen gelukkig te maken, maar blijkbaar faalde ik daarin.
De weken daarna werd de sfeer in de familie steeds grimmiger. Marieke stuurde kortaf appjes en nodigde me niet meer uit voor Bram’s voetbalwedstrijden of Lotte’s balletvoorstelling. Tijdens verjaardagen voelde ik me een buitenstaander in mijn eigen familie.
Op een dag stond Sophie onverwacht voor mijn deur. Haar ogen waren rood van het huilen.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.
Ik trok haar meteen in een omhelzing. ‘Natuurlijk, meisje.’
Ze plofte neer op de bank en begon te praten, sneller dan ik haar ooit had horen doen.
‘Thuis is het niet leuk meer, oma. Mam en papa maken steeds ruzie over mij. Ze zeggen dat jij mij voortrekt en daardoor krijg ik overal de schuld van.’
Mijn hart brak toen ik haar zag zitten, zo klein en kwetsbaar op mijn grote bank.
‘Wat wil je dat ik doe?’ vroeg ik voorzichtig.
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik weet het niet meer. Soms wil ik gewoon bij jou wonen.’
Die woorden kwamen als een mokerslag binnen. Mijn gedachten tolden: kon ik dat doen? Haar uit huis halen? Wat zouden Marieke en haar man zeggen?
Die avond belde Marieke me woedend op.
‘Wat haal je in je hoofd om Sophie tegen ons op te zetten?’ schreeuwde ze door de telefoon.
‘Ik heb niets gedaan! Ze kwam zelf naar mij toe!’ riep ik terug, maar mijn stem trilde.
‘Je hebt onze familie kapotgemaakt met je voorkeuren! Je hebt geen idee hoeveel pijn je ons doet!’
De verbinding werd verbroken en ik bleef achter met een gevoel van totale machteloosheid.
De dagen daarna hoorde ik niets meer van Sophie of Marieke. Ik probeerde mezelf wijs te maken dat het beter was zo, dat tijd alle wonden zou helen. Maar elke avond keek ik naar de lege stoel tegenover me aan tafel en voelde de leegte schrijnender dan ooit.
Op een ochtend vond ik een briefje in de brievenbus:
‘Lieve oma,
Ik weet niet meer wat goed is. Iedereen is boos op elkaar en ik voel me nergens meer thuis. Maar bij jou voel ik me veilig. Dankjewel daarvoor.
Liefs,
Sophie’
Tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik het briefje las. Wat moest ik doen? Moest ik vechten voor mijn kleindochter, zelfs als dat betekende dat de rest van de familie me zou haten? Of moest ik loslaten en hopen dat alles vanzelf weer goed zou komen?
Soms vraag ik me af: kun je ooit echt alles goed doen als moeder én als oma? Of is liefde altijd een beetje oneerlijk verdeeld, hoe hard je ook je best doet?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?