“Maar mam, je had altijd kunnen zeggen…”: Mijn zomer als oppasoma en de prijs van onzichtbare liefde

‘Mam, kun je morgen weer even op de kinderen passen? We hebben een spoedoverleg op het werk.’

De stem van mijn zoon, Jeroen, klinkt gehaast aan de andere kant van de lijn. Ik kijk naar mijn handen, die nog nat zijn van het afwassen. Het is al de derde keer deze week dat hij belt. Ik slik. ‘Natuurlijk, Jeroen. Breng ze maar weer.’

Het is juni, het begin van de zomer. Nog geen maand geleden vroeg Jeroen samen met zijn vrouw, Marieke, of ik deze vakantie op hun kinderen wilde passen. ‘Het is maar voor een paar weken, mam. Je bent de beste oma die er is!’ zei hij toen, met die warme glimlach die ik zo goed ken. Mijn hart zwol van trots. Wie wil er nu niet zo’n compliment horen?

Maar nu, weken later, voelt het alsof ik in een draaikolk ben beland. Elke ochtend om acht uur staan Sophie en Bram op de stoep. Sophie met haar knuffelkonijn onder haar arm, Bram met zijn onafscheidelijke voetbal. Marieke drukt me snel een kus op de wang en zegt: ‘We zijn je zo dankbaar, echt waar!’ Maar haar blik glijdt alweer naar haar telefoon.

‘Oma, mag ik een ijsje?’ vraagt Sophie terwijl ze aan mijn schort trekt. Ik glimlach en strijk haar blonde haren uit haar gezicht. ‘Eerst je boterham opeten, lieverd.’

De dagen rijgen zich aaneen. We gaan naar het park, bakken pannenkoeken, bouwen hutten in de woonkamer. Soms voel ik me weer jong als ik hun gelach hoor. Maar ’s avonds, als het huis stil is en ik hun speelgoed opruim, voel ik de vermoeidheid in mijn botten. Mijn eigen plannen – schilderen, wandelen met mijn vriendin Els, eindelijk dat boek uitlezen – verdwijnen naar de achtergrond.

Op een avond zit ik met Els op het terras achter mijn huis. Ze kijkt me doordringend aan. ‘Je ziet er moe uit, Anna. Je hoeft toch niet alles alleen te doen?’

Ik zucht. ‘Ze hebben het zo druk op hun werk… En ik wil niet dat de kinderen naar een opvang moeten. Ze zijn nog zo klein.’

Els schudt haar hoofd. ‘Maar wie zorgt er voor jou?’

Die vraag blijft dagenlang in mijn hoofd hangen.

Op een regenachtige woensdagmiddag barst de bom. Bram heeft per ongeluk een vaas omgestoten en Sophie huilt omdat haar ijsje is gevallen. Terwijl ik probeer alles te sussen, gaat de deurbel. Jeroen staat in de deuropening, zichtbaar geïrriteerd.

‘Mam, waarom zijn ze zo druk? Kun je niet wat strenger zijn?’

Mijn handen trillen als ik de scherven van de vaas opruim. ‘Ze zijn gewoon moe, Jeroen. Het is een lange dag geweest.’

Hij zucht diep en kijkt me nauwelijks aan. ‘Weet je hoe lastig het is als we thuiskomen en alles is chaos?’

Ik voel iets knappen in mij. ‘Misschien moeten jullie dan zelf eens een dag thuisblijven,’ flap ik eruit.

Er valt een pijnlijke stilte.

Die avond bel ik mijn dochter Sanne. Ze woont in Utrecht en komt niet vaak langs, maar we bellen regelmatig. ‘Mam, je moet je grenzen aangeven,’ zegt ze zachtjes. ‘Jeroen en Marieke nemen je hulp vanzelfsprekend.’

‘Maar zo bedoelen ze het niet… toch?’ Mijn stem klinkt onzeker.

Sanne zwijgt even. ‘Soms moet je voor jezelf kiezen.’

De volgende ochtend besluit ik met Jeroen te praten. Mijn hart bonkt in mijn borst als ik hem bel.

‘Jeroen, ik wil iets bespreken,’ begin ik voorzichtig.

‘Nu even niet mam, ik heb haast,’ zegt hij geërgerd.

‘Het is belangrijk,’ houd ik vol.

Hij zucht hoorbaar. ‘Wat is er dan?’

‘Ik heb tijd voor jullie kinderen gemaakt omdat ik van ze houd,’ zeg ik langzaam. ‘Maar het wordt me te veel. Ik heb ook mijn eigen leven.’

Aan de andere kant blijft het stil.

‘Maar mam… je had altijd kunnen zeggen dat het teveel was,’ zegt hij uiteindelijk.

Die woorden snijden dieper dan ik had verwacht.

‘Ik wilde jullie niet teleurstellen,’ fluister ik.

Het gesprek blijft me achtervolgen. De dagen daarna merk ik dat Marieke afstandelijker doet als ze de kinderen brengt. Er hangt iets in de lucht wat ik niet kan benoemen – teleurstelling? Boosheid? Of misschien schaamte?

Op een zondagmiddag komt Sanne onverwacht langs met een bos bloemen. We drinken thee in de tuin terwijl Sophie en Bram in het gras spelen.

‘Je hebt altijd voor iedereen gezorgd, mam,’ zegt Sanne zachtjes. ‘Maar nu mag jij kiezen wat goed is voor jou.’

Ik kijk naar mijn kleinkinderen en voel een mengeling van liefde en verdriet. Heb ik gefaald als moeder omdat ik niet eerder mijn grenzen heb aangegeven? Of juist omdat ik ze nu wél aangeef?

’s Avonds stuur ik Jeroen een berichtje: ‘Ik hou van jullie allemaal, maar vanaf volgende week wil ik alleen nog oppassen op woensdag en vrijdag.’

Het blijft lang stil voordat hij reageert: ‘Begrijpelijk mam. We zoeken wel een andere oplossing.’

De opluchting die ik voel wordt overschaduwd door schuldgevoelens. Ben ik egoïstisch? Of eindelijk eerlijk tegenover mezelf?

De zomer loopt ten einde. Sophie en Bram gaan weer naar school en mijn huis vult zich met stilte – én ruimte voor mezelf. Soms mis ik hun drukte, hun gelach en zelfs hun ruzies om wie er met de lego mag spelen.

Maar als ik ’s ochtends wakker word zonder haast of verplichtingen, voel ik iets wat ik lang niet heb gevoeld: rust.

Toch blijft er één vraag knagen: waarom is het zo moeilijk om voor jezelf te kiezen als je zoveel van anderen houdt?

Hebben jullie dat ook wel eens gevoeld? Waar ligt volgens jullie de grens tussen liefde en opoffering?