“Mam, kun je alsjeblieft even oppassen?” – Het leven als onzichtbare oppas in mijn eigen familie
‘Mam, kun je alsjeblieft even oppassen? We moeten echt weg, het is belangrijk.’
De stem van mijn schoondochter Marieke galmt nog na in de gang terwijl ze haar jas aantrekt. Mijn zoon Jeroen staat al met de autosleutels te zwaaien. ‘We zijn zo terug, mam. Echt, het duurt niet lang.’
Ik knik, glimlach flauwtjes naar mijn kleindochter Lotte die met haar poppen op het tapijt zit. ‘Natuurlijk, ga maar. Veel plezier.’
De deur valt dicht. Het huis is plotseling stil, op het zachte gebrabbel van Lotte na. Ik kijk naar haar, naar de speelgoedauto’s die verspreid liggen over de vloer, en voel een steek van weemoed. Dit huis is niet het mijne. De geur van verse koffie en wasmiddel is anders dan thuis. Mijn eigen kleine flatje in Utrecht was oud, maar het rook naar mijn leven: boeken, bloemen, herinneringen.
Toen Marieke me vroeg om bij hen in Amersfoort te komen wonen, voelde ik me gevleid. ‘Het is gezelliger, mam,’ zei Jeroen. ‘We maken een mooie kamer voor je op zolder. Je hoeft niet meer alleen te zijn.’
Alleen zijn… Ja, dat was ik zeker na het overlijden van Kees. Maar alleen zijn is iets anders dan overbodig zijn. Ik dacht dat ik welkom was omwille van mijzelf, niet omwille van wat ik kon betekenen.
De eerste weken waren best prettig. We aten samen, lachten om Lotte’s gekke uitspraken, keken ’s avonds naar Wie is de Mol? Maar langzaam veranderde er iets. Marieke’s werk als verpleegkundige werd drukker, Jeroen kreeg promotie en moest vaker naar kantoor in Amsterdam. En ik… ik werd steeds vaker gevraagd om ‘even’ op te passen.
‘Mam, kun je Lotte ophalen van school?’
‘Mam, wil je even boodschappen doen?’
‘Mam, Lotte is ziek, kun jij thuisblijven?’
Het ‘even’ werd een dagtaak. Mijn eigen boeken bleven ongelezen op de plank staan. Mijn wandelingen door het park werden vervangen door speelafspraken en zwemlessen.
Op een avond zat ik aan tafel met Marieke. Ze keek nauwelijks op van haar telefoon.
‘Mam, zou je morgen kunnen koken? Jeroen en ik hebben een ouderavond.’
Ik knikte weer. Wat moest ik anders? ‘Natuurlijk.’
Maar die avond lag ik wakker in mijn nieuwe bed onder het schuine dak. De regen tikte tegen het raam. Ik voelde me leeggezogen. Was dit nu mijn nieuwe leven? Was dit waarvoor ze me hadden gevraagd?
De volgende dag probeerde ik met Jeroen te praten.
‘Jeroen, mag ik iets vragen?’
Hij keek op van zijn laptop. ‘Ja mam?’
‘Ik voel me soms meer een oppas dan je moeder.’
Hij zuchtte. ‘Mam, we hebben het gewoon druk. Je helpt ons enorm. We waarderen het echt.’
Maar waarderen ze mij? Of alleen wat ik doe?
Op een zondagmiddag kwam mijn zus Els op bezoek. Ze keek me scherp aan terwijl we koffie dronken in de tuin.
‘Je ziet er moe uit, Anna.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het is gewoon druk hier.’
Els boog zich voorover. ‘Maar ben je gelukkig?’
Die vraag bleef hangen.
’s Avonds hoorde ik Marieke en Jeroen praten in de keuken.
‘Ze moet niet zo zeuren,’ fluisterde Marieke. ‘Ze woont hier gratis en wij hebben haar nodig.’
‘Ze bedoelt het niet kwaad,’ zei Jeroen zachtjes.
Mijn hart kromp ineen. Gratis… Was dat hoe ze mij zagen? Als een goedkope oplossing?
De weken gingen voorbij. Ik probeerde mijn plek te vinden, maar voelde me steeds meer een schim in hun leven. Op een dag kwam Lotte huilend thuis van school. Ze had ruzie gehad met een klasgenootje.
‘Oma, waarom woon jij eigenlijk bij ons?’ vroeg ze snikkend.
Ik slikte. ‘Omdat papa en mama dat fijn vonden… en omdat ik graag bij jou ben.’
Ze keek me aan met grote ogen. ‘Maar ben jij dan niet verdrietig om opa?’
Die simpele vraag raakte me dieper dan alle andere woorden.
’s Avonds zat ik weer alleen op zolder. Ik pakte mijn oude fotoalbum uit de verhuisdoos en bladerde door vergeelde foto’s van Kees en mij op vakantie in Zeeland, van Jeroen als kleine jongen met zijn eerste fiets.
Wat was er gebeurd met die tijd? Met de vanzelfsprekende warmte tussen ouder en kind?
Op een dag besloot ik het gesprek aan te gaan met Marieke.
‘Marieke, mag ik even met je praten?’
Ze keek op van haar laptop.
‘Natuurlijk, wat is er?’
Ik haalde diep adem. ‘Ik voel me soms meer een huishoudster dan familie.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Maar je helpt ons toch graag? Je zegt nooit nee.’
‘Omdat ik niet weet hoe,’ fluisterde ik.
Er viel een stilte.
‘Wil je liever terug naar je eigen huis?’ vroeg ze uiteindelijk koel.
Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Misschien wel…’
Die avond kwam Jeroen naar boven.
‘Mam, wat is er aan de hand?’
Ik vertelde hem alles: hoe ik me voelde, hoe ik hun dankbaarheid miste, hoe ik mezelf kwijtraakte in hun leven.
Hij luisterde zwijgend.
‘Het spijt me mam,’ zei hij zachtjes toen ik klaar was. ‘We hebben je voor lief genomen.’
We spraken af dat ik voortaan één dag per week voor mezelf zou nemen – wandelen in het park, naar de bibliotheek, koffie drinken met Els. En dat ze me zouden vragen in plaats van verwachten.
Het was geen perfecte oplossing, maar het was een begin.
Soms zit ik nog steeds alleen op zolder en vraag ik me af: wanneer ben je als moeder genoeg? Wanneer mag je kiezen voor jezelf zonder schuldgevoel? Misschien weten anderen het antwoord…