Mijn beste vriendin verloor zichzelf in het moederschap: een verhaal over vriendschap, verlies en hoop
‘Marieke, je moet echt even douchen. Je haar…’ Mijn stem trilt terwijl ik het zeg, want ik weet dat ik haar kwets. Maar ik kan het niet laten. Ze kijkt me aan met die doffe ogen, haar baby op de arm, en ik herken haar bijna niet meer. ‘Ik heb geen tijd, Sanne. Echt niet. Als ik even ga zitten, begint Lotte weer te huilen.’
Het is alsof ik tegen een muur praat. Marieke was altijd de sprankelende van ons twee. De eerste die op de dansvloer stond, de laatste die naar huis ging. Haar lange blonde haar altijd perfect, haar lach aanstekelijk. Nu zit ze tegenover me in een verwassen joggingbroek, haar haar in een vette knot, en haar blik ergens ver weg.
We zijn vriendinnen sinds de basisschool in Amersfoort. We deelden alles: geheimen, dromen, zelfs onze eerste sigaret achter de gymzaal. Maar sinds Lotte geboren is, lijkt het alsof er een onzichtbare muur tussen ons staat. Ik kom nog steeds elke week langs, maar het voelt steeds meer als een verplichting dan als een feestje.
‘Weet je nog, die avond op Lowlands?’ probeer ik voorzichtig. ‘Toen we met z’n tweeën in de regen dansten en iedereen jaloers naar ons keek?’
Ze glimlacht flauwtjes. ‘Dat lijkt wel een ander leven.’
‘Dat hoeft niet,’ zeg ik zacht. ‘Je bent nog steeds Marieke.’
Ze schudt haar hoofd. ‘Nee, Sanne. Ik ben nu alleen nog maar moeder.’
Ik slik. Haar woorden snijden dieper dan ik wil toegeven. Want ergens ben ik ook jaloers – jaloers op haar moederschap, op dat kleine wezentje dat zo afhankelijk van haar is. Maar vooral ben ik bang om haar kwijt te raken.
De weken gaan voorbij en Marieke verdwijnt steeds verder in haar eigen wereld. Haar man, Jeroen, belt me op een avond.
‘Sanne, kun je alsjeblieft met haar praten? Ze sluit zich af van alles en iedereen. Zelfs van mij.’
Ik voel de wanhoop in zijn stem en beloof langs te komen. Maar als ik aankom, tref ik Marieke huilend aan op de bank.
‘Ik kan dit niet,’ snikt ze. ‘Iedereen verwacht dat ik gelukkig ben, maar ik voel me zo alleen.’
Ik neem haar in mijn armen en voel hoe dun ze geworden is. ‘Je hoeft het niet alleen te doen,’ fluister ik.
Maar ze duwt me weg. ‘Jij begrijpt het niet! Jij hebt geen kinderen. Jij hebt je vrijheid nog.’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ze heeft gelijk – mijn leven draait om mijn werk bij de bibliotheek, mijn vriendinnen, uitgaan in Utrecht op vrijdagavond. Ik voel me schuldig dat ik soms blij ben dat ik niet in haar schoenen sta.
De maanden verstrijken en onze gesprekken worden oppervlakkiger. Marieke praat alleen nog over Lotte: of ze goed slaapt, of ze genoeg drinkt, of haar poepluiers normaal zijn. Als ik probeer over iets anders te beginnen – een nieuwe film, een boek dat ik heb gelezen – haakt ze af.
Op een dag kom ik binnen en ruik ik direct dat er al dagen niet is gelucht. De vaat stapelt zich op in de keuken, overal liggen babyspullen. Jeroen zit aan tafel met zijn hoofd in zijn handen.
‘Ik weet niet meer wat ik moet doen,’ zegt hij zacht als Marieke boven is met Lotte.
‘Misschien moet ze hulp zoeken,’ stel ik voor.
Hij knikt verslagen. ‘Ze wil niet luisteren.’
Die avond lig ik wakker in bed en denk aan vroeger. Aan hoe we samen droomden van reizen naar Bali, van carrière maken, van samen oud worden als twee gekke tantes met wijn op het balkon. Nu lijkt het alsof die dromen nooit bestaan hebben.
Op een dag besluit ik eerlijk tegen haar te zijn.
‘Marieke, je bent jezelf kwijtgeraakt,’ zeg ik voorzichtig terwijl we samen koffie drinken – of beter gezegd: terwijl zij slokjes koude koffie neemt tussen het voeden door.
Ze kijkt me aan met tranen in haar ogen. ‘Ik weet het,’ fluistert ze. ‘Maar hoe vind ik mezelf terug?’
Voor het eerst sinds maanden voel ik hoop. ‘Misschien kunnen we samen iets doen? Even zonder Lotte? Gewoon jij en ik?’
Ze aarzelt, maar knikt dan langzaam.
We spreken af om samen naar het park te gaan – zonder kinderwagen, zonder luiertas, gewoon wij tweeën zoals vroeger. Het voelt onwennig; Marieke kijkt constant op haar telefoon om te checken of Jeroen gebeld heeft.
‘Het is moeilijk hè?’ zeg ik zacht.
Ze knikt en veegt een traan weg. ‘Ik ben bang dat Lotte me nodig heeft.’
‘Maar jij hebt jezelf ook nodig,’ zeg ik.
Langzaam begint Marieke weer kleine stapjes te zetten richting zichzelf. Ze gaat weer naar de kapper, koopt een nieuwe spijkerbroek, lacht voorzichtig om mijn slechte grappen.
Maar het blijft moeilijk – voor haar én voor mij. Soms voel ik me schuldig dat ik niet meer voor haar kan doen; soms ben ik boos dat ze mij buitensluit. Onze vriendschap is veranderd en zal nooit meer hetzelfde zijn.
Toch geef ik niet op. Want echte vriendschap betekent ook blijven als het moeilijk wordt.
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je verliezen voordat je jezelf kwijtraakt? En hoeveel kun je terugvinden als je samen blijft zoeken?