Mijn broer is 43, ongetrouwd, en ik denk dat onze moeder daar iets mee te maken heeft
‘Waarom bel je me nou weer zo laat, mam?’ Mijn stem trilt van irritatie terwijl ik mijn telefoon tegen mijn oor druk. Het is half twaalf ’s avonds en ik lig al in bed, maar de stem van mijn moeder klinkt alarmerend genoeg om me wakker te houden.
‘Ik maak me zorgen om Bart,’ zegt ze zachtjes. ‘Hij klinkt zo alleen de laatste tijd. Zou jij niet eens met hem kunnen praten?’
Ik zucht diep. Dit gesprek hebben we al zo vaak gevoerd dat het bijna een ritueel is geworden. ‘Mam, Bart is 43. Hij redt zich wel. Misschien moet je hem gewoon wat ruimte geven.’
Ze zwijgt even, haar ademhaling hoorbaar door de telefoon. ‘Ruimte? Hij heeft altijd ruimte gehad. Maar kijk waar het hem gebracht heeft.’
Ik voel mijn frustratie opborrelen. ‘Misschien heeft hij juist te veel ruimte gehad. Of… te veel van jouw zorgen.’
Ze negeert mijn opmerking, zoals altijd. ‘Ik wil gewoon dat hij gelukkig wordt. Is dat zo verkeerd?’
Ik hang op zonder afscheid te nemen. Mijn gedachten razen. Bart is tien jaar ouder dan ik, altijd de stille kracht in ons gezin geweest. Maar sinds papa overleed – alweer acht jaar geleden – lijkt hij steeds verder in zichzelf gekeerd.
De volgende ochtend fiets ik naar Bart’s appartement in Utrecht-Oost. De lucht is grijs, de stad nog stil. Ik heb een zak croissants bij me, een slap excuus om langs te komen zonder dat het lijkt alsof ik hem wil controleren.
Hij doet open in zijn joggingbroek, zijn haar ongekamd. ‘Hey Sanne,’ zegt hij met een flauwe glimlach. ‘Wat brengt jou hier zo vroeg?’
‘Ontbijt,’ zeg ik luchtig, terwijl ik de croissants omhoog hou. ‘En gezelschap.’
Hij laat me binnen en we gaan aan de keukentafel zitten. Zijn appartement is netjes, maar kil. Geen foto’s aan de muur, alleen een vergeelde poster van Feyenoord uit zijn studententijd.
‘Mam belt je zeker weer plat?’ vraagt hij na een stilte.
Ik knik. ‘Ze maakt zich zorgen om je.’
Hij rolt met zijn ogen. ‘Ze maakt zich altijd zorgen. Dat is haar hobby.’
‘Ze bedoelt het goed.’
‘Misschien,’ zegt hij zacht. ‘Maar soms voelt het alsof ik nooit goed genoeg ben. Alsof er altijd iets mist.’
Ik kijk naar hem, zie de schaduw onder zijn ogen, de lijnen in zijn gezicht die er vroeger niet waren. ‘Mis jij iets?’ vraag ik voorzichtig.
Hij haalt zijn schouders op. ‘Weet ik niet. Misschien wel. Maar het is lastig om iets te missen wat je nooit hebt gehad.’
We eten zwijgend onze croissants op. Ik wil hem vragen waarom hij nooit een relatie heeft gehad die langer dan een paar maanden duurde, waarom hij altijd zo afstandelijk blijft als het serieus wordt. Maar ik durf niet.
Later die week zit ik bij mijn moeder aan de keukentafel in Amersfoort. Ze schenkt thee in en kijkt me onderzoekend aan.
‘Je hebt Bart gezien?’ vraagt ze.
‘Ja,’ zeg ik kortaf.
‘En? Hoe gaat het met hem?’
‘Zoals altijd.’
Ze zucht dramatisch. ‘Ik snap het niet, Sanne. Hij was vroeger zo’n vrolijke jongen. Altijd vriendjes over de vloer, altijd buiten spelen…’
‘Misschien omdat jij alles voor hem regelde,’ flap ik eruit voordat ik erover nadenk.
Haar gezicht verstijft. ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Je hebt hem nooit losgelaten, mam. Je deed zijn huiswerk, regelde zijn sportclubs, zelfs toen hij ging studeren stond jij nog elke week met boodschappen voor de deur.’
Ze kijkt gekwetst weg. ‘Ik wilde alleen maar helpen.’
‘Maar misschien heb je hem juist belemmerd om zelfstandig te worden.’
Er valt een pijnlijke stilte. Ik zie tranen in haar ogen glinsteren.
‘Denk je dat het mijn schuld is dat hij alleen is?’ fluistert ze.
‘Nee… ja… misschien een beetje wel,’ zeg ik eerlijker dan ik wil.
Die avond bel ik Bart weer op. ‘Mag ik je iets vragen?’ begin ik voorzichtig.
‘Altijd,’ zegt hij.
‘Heb je ooit het gevoel gehad dat mam je tegenhield? In relaties, bedoel ik.’
Hij lacht schamper. ‘Dat weet je toch? Elke keer als ik iemand mee naar huis nam, stond mam binnen vijf minuten met appeltaart en twintig vragen klaar. Ze bedoelde het goed, maar het was verstikkend.’
‘Waarom heb je haar nooit gezegd dat ze moest stoppen?’
Hij zwijgt even. ‘Omdat ze anders alleen zou zijn na papa’s dood. Ik kon haar dat niet aandoen.’
Mijn hart breekt een beetje voor hem – en voor haar.
De weken verstrijken en het patroon herhaalt zich: mam belt mij over Bart, Bart ontwijkt haar telefoontjes, en niemand zegt wat hij echt voelt. Totdat op een zondagmiddag alles explodeert.
We zitten met z’n drieën aan tafel bij mam thuis voor haar beroemde zondagse stoofpotje. De sfeer is gespannen; Bart staart naar zijn bord, mam praat aan één stuk door over haar bridgeclub en de buurvrouw die naar Spanje is verhuisd.
Plotseling legt Bart zijn vork neer en kijkt haar recht aan.
‘Mam, kun je alsjeblieft stoppen met je zorgen maken over mijn liefdesleven?’ zegt hij onverwacht hard.
Ze schrikt zichtbaar. ‘Maar Bart…’
‘Nee, luister nou eens! Ik ben 43! Ik ben misschien niet getrouwd, heb geen kinderen… maar dat is mijn keuze! Of misschien ook niet – misschien weet ik gewoon niet hoe het moet omdat jij altijd alles voor me hebt gedaan!’
De stilte die volgt is oorverdovend.
Mam barst in tranen uit. ‘Ik wilde alleen maar dat jullie gelukkig zouden worden…’
Bart staat op en loopt naar buiten zonder iets te zeggen.
Ik blijf achter met mijn moeder, die snikt boven haar koude stoofpotje.
‘Misschien moeten we hem gewoon laten gaan,’ fluister ik uiteindelijk.
Ze knikt langzaam, tranen op haar wangen.
De weken daarna verandert er weinig – behalve dat mam minder vaak belt en Bart vaker alleen wandelt in het bos bij Soestduinen. Soms denk ik dat we allemaal gevangen zitten in patronen die we zelf hebben gecreëerd – uit liefde, uit angst om elkaar kwijt te raken.
Op een avond zit ik alleen op mijn balkon en kijk naar de lichtjes van de stad onder me.
Hebben we elkaar echt geholpen – of juist tegengehouden? En hoe doorbreek je patronen die al generaties meegaan?