Mijn dochter is niet meer van mij: Het verhaal van een moeder die haar kind verliest aan een giftige liefde
‘Waarom komt Anne niet, Marieke? Ze weet hoe belangrijk deze dag voor mij is.’ De stem van mijn man, Kees, trilt terwijl hij de lege stoel aan tafel aankijkt. Ik slik, voel de brok in mijn keel groeien. ‘Ze zei dat ze het druk heeft, Kees. Met Daan en… het huis.’
Maar ik weet dat het niet waar is. Ik weet dat Daan haar niet laat komen. Sinds Anne met hem is getrouwd, is ze veranderd. Mijn vrolijke, open dochter is langzaam verdwenen achter een muur van afstandelijkheid en geheimen. En ik? Ik sta machteloos toe te kijken hoe ik haar verlies.
Het begon allemaal zo onschuldig. Anne was altijd een slimme meid, studeerde psychologie in Utrecht, had een hechte vriendengroep en kwam elk weekend thuis naar Amersfoort. Tot ze Daan ontmoette op een feestje van haar studiegenootje Sophie. Daan was charmant, knap, met die typische Rotterdamse bravoure waar Anne altijd om moest lachen. In het begin was ik blij voor haar – eindelijk iemand die haar liet stralen.
Maar naarmate de maanden verstreken, veranderde er iets. Anne kwam minder vaak thuis. Als ze er was, was ze stil, afwezig. Haar telefoon lag altijd omgekeerd op tafel, en als ik vroeg hoe het ging, zei ze: ‘Goed hoor mam, gewoon druk.’
Op een avond zat ik in de keuken toen ze thuiskwam. Haar ogen waren rood van het huilen. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik zachtjes.
Ze schudde haar hoofd. ‘Niks mam. Gewoon… ruzie met Daan.’
‘Is het ernstig?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Iedereen heeft weleens ruzie toch?’
Ik wilde haar vasthouden, zeggen dat ze altijd bij ons terecht kon. Maar ze trok zich terug op haar kamer en deed de deur op slot.
De maanden daarna werd het contact steeds minder. Ze verhuisde naar Rotterdam, samen met Daan in een klein appartementje boven een druk café. Kees probeerde haar te bellen, maar kreeg steeds haar voicemail. Ik stuurde appjes – foto’s van de hond, een grappige meme – maar kreeg alleen korte antwoorden terug.
Op een dag stond ze onverwacht voor de deur. Ze zag er moe uit, haar ogen dof. ‘Mam, kan ik even blijven slapen?’
‘Natuurlijk lieverd! Wat is er aan de hand?’
Ze zuchtte diep. ‘Daan en ik… we maken veel ruzie. Hij zegt dat ik te veel met jullie bezig ben, dat ik moet kiezen voor mijn eigen gezin.’
‘Maar wij zijn toch ook je gezin?’
Ze keek weg. ‘Hij bedoelt… hem en mij.’
Ik voelde woede opborrelen, maar probeerde kalm te blijven. ‘Anne, als je ongelukkig bent…’
‘Nee mam,’ onderbrak ze me snel. ‘Het komt wel goed.’
De volgende ochtend was ze alweer weg voordat ik wakker werd.
Vanaf dat moment zagen we haar alleen nog op verjaardagen – en zelfs dat werd steeds zeldzamer. Op Kees’ verjaardag vorig jaar stuurde ze alleen een kaartje: “Gefeliciteerd pap! Druk met werk vandaag. Liefs, Anne.”
Kees zat die avond stil voor zich uit te staren met het kaartje in zijn hand.
‘Ze is volwassen,’ zei hij uiteindelijk. ‘We moeten haar loslaten.’
Maar hoe laat je los als je voelt dat je kind gevangen zit?
Ik probeerde met Sophie te praten, haar oude vriendin. ‘Maak je je geen zorgen om Anne?’ vroeg ik.
Sophie knikte bezorgd. ‘Ze reageert bijna niet meer op appjes. Laatst zei ze dat Daan niet wil dat ze met mij afspreekt.’
Mijn hart zonk in mijn schoenen.
Op een avond besloot ik Anne te bellen – echt bellen, niet appen. Tot mijn verbazing nam ze op.
‘Mam?’ Haar stem klonk schor.
‘Lieverd… hoe gaat het echt met je?’
Even bleef het stil aan de andere kant van de lijn.
‘Ik weet het niet meer mam,’ fluisterde ze toen. ‘Soms denk ik dat ik gek word hier.’
‘Kom naar huis,’ smeekte ik zachtjes.
‘Dat kan niet… Daan wordt boos als ik wegga zonder het te zeggen.’
‘Anne… dit is niet gezond.’
Ze snikte zachtjes. ‘Ik weet het mam… maar ik hou van hem.’
Na dat gesprek hoorde ik weken niets meer van haar.
Op een dag stond Daan ineens voor onze deur – alleen. Hij glimlachte gemaakt.
‘Anne is ziek,’ zei hij kortaf. ‘Ze kan voorlopig niet langskomen.’
‘Wat heeft ze dan?’ vroeg Kees bezorgd.
Daan haalde zijn schouders op. ‘Gewoon griep of zo.’
Maar iets in zijn ogen maakte me bang.
Die nacht lag ik wakker in bed naast Kees.
‘We moeten iets doen,’ fluisterde ik.
‘Wat dan? Ze is volwassen, Marieke…’
‘Maar wat als hij haar pijn doet?’
Kees draaide zich om en zuchtte diep.
De dagen sleepten zich voort in stilte en onmacht. Soms dacht ik aan vroeger – hoe Anne als klein meisje altijd bij me op schoot kroop na een nachtmerrie. Hoe ze me alles vertelde, zelfs haar kleinste geheimen.
Nu was er alleen nog afstand.
Op een dag kreeg ik een appje: “Mam, kunnen we praten?”
Mijn hart sloeg over van blijdschap én angst.
We spraken af in een café in Utrecht – neutraal terrein.
Toen ik haar zag schrok ik: ze was mager geworden, haar ogen stonden dof.
‘Mam…’ Ze begon te huilen voordat ze iets kon zeggen.
Ik sloeg mijn armen om haar heen en voelde hoe ze trilde.
‘Ik weet niet meer wie ik ben,’ snikte ze. ‘Daan zegt steeds dat alles mijn schuld is… dat niemand anders me wil.’
Mijn woede borrelde weer op, maar ik wist dat boos worden nu niet zou helpen.
‘Je bent altijd welkom thuis,’ fluisterde ik.
Ze knikte langzaam, maar haar blik bleef leeg.
Na die ontmoeting hoorde ik weer weken niets.
Op Kees’ verjaardag dit jaar bleef haar stoel leeg. Geen kaartje, geen telefoontje – niets.
Kees stond op van tafel en liep zwijgend naar buiten.
Ik bleef achter met de lege stoel tegenover me en de pijn die als een steen op mijn borst lag.
’s Nachts lig ik wakker en vraag me af: waar is het misgegaan? Had ik harder moeten ingrijpen? Of moet je accepteren dat je kinderen hun eigen fouten maken?
Soms droom ik dat Anne weer thuis komt, lachend zoals vroeger. Maar als ik wakker word, blijft alleen de stilte over.
Wat zou jij doen als je je kind langzaam ziet verdwijnen? Wanneer laat je los – en wanneer vecht je verder?