“Mijn dochter is niet meer wie ze was sinds haar huwelijk met Jeroen” – Een moederhart in tweestrijd
‘Waarom kom je niet gewoon, Anneke? Je vader mist je. Ik mis je. Het is zijn verjaardag, voor de hemel!’ Mijn stem trilt, ik hoor het zelf. Aan de andere kant van de lijn blijft het even stil. Dan zegt ze, met een toon die ik nauwelijks herken: ‘Mam, ik heb het druk. Jeroen en ik hebben andere plannen. Kun je dat niet gewoon accepteren?’
Ik laat me op de bank zakken, mijn hand nog om de telefoon geklemd. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Hoe is het zover gekomen? Anneke was altijd mijn zonnestraal, de eerste die een kaartje stuurde, die haar vader een dikke knuffel gaf op zijn verjaardag. Maar sinds haar huwelijk met Jeroen – nu bijna twee jaar geleden – lijkt ze iemand anders geworden.
‘Ze is volwassen, laat haar los,’ zegt mijn man Henk als hij me ziet zitten. Maar hij weet niet hoe het voelt. Hij weet niet hoe het is om je eigen kind te verliezen aan iemand die je nauwelijks kent.
Ik denk terug aan de eerste keer dat Anneke Jeroen meenam naar huis. Een keurige jongen, uit Amersfoort, net als wij. Maar er was iets afstandelijks aan hem, iets wat ik niet kon plaatsen. Hij keek me nauwelijks aan, stelde geen vragen over ons leven. ‘Misschien is hij gewoon verlegen,’ zei Anneke toen ik het voorzichtig ter sprake bracht.
Maar naarmate de maanden verstreken, merkte ik dat Anneke veranderde. Ze kwam minder vaak langs, belde minder, en als ze er was, leek ze altijd op haar horloge te kijken. Op haar verjaardag vorig jaar had ik haar favoriete appeltaart gebakken. Ze at een klein stukje en zei toen: ‘Jeroen vindt taart eigenlijk niet zo lekker.’ Alsof dat alles verklaarde.
De echte klap kwam toen ze niet op Henks verjaardag verscheen. Geen telefoontje, geen kaartje, niets. Henk probeerde het weg te lachen – ‘Ze zal het wel druk hebben’ – maar ik zag de teleurstelling in zijn ogen.
Na die dag heb ik haar gebeld. ‘Anneke, wat is er aan de hand? Waarom kom je niet meer?’
Ze zuchtte diep. ‘Mam, ik ben getrouwd nu. Ik heb mijn eigen leven. Jullie moeten me loslaten.’
‘Maar zo werkt het toch niet?’ riep ik uit. ‘We zijn nog steeds je ouders!’
‘Jeroen vindt het belangrijk dat we onze eigen tradities maken,’ zei ze zachtjes.
‘En wat vind jíj belangrijk?’ vroeg ik, maar daar kreeg ik geen antwoord op.
Ik weet dat Henk vindt dat ik me aanstel. ‘Kinderen vliegen uit,’ zegt hij dan. Maar dit voelt niet als uitvliegen; dit voelt als verbannen worden uit het leven van mijn eigen dochter.
Soms vraag ik me af of het aan mij ligt. Ben ik te bemoeizuchtig geweest? Heb ik haar teveel willen beschermen? Of is het Jeroen die haar langzaam van ons weghaalt?
Op een avond zit ik met mijn vriendin Marijke in het café aan de Eem. ‘Je moet haar gewoon laten,’ zegt ze terwijl ze haar thee roert. ‘Ze komt vanzelf wel terug.’
‘Maar wat als ze niet terugkomt?’ fluister ik.
Marijke legt haar hand op de mijne. ‘Je bent haar moeder. Dat verandert nooit.’
Toch voelt het alsof alles veranderd is.
De weken gaan voorbij en elke keer als de telefoon gaat, hoop ik dat het Anneke is. Soms stuur ik haar een appje – een foto van de tuin in bloei, een herinnering aan vroeger – maar vaak blijft het stil.
Op een zondagmiddag besluit ik langs te gaan bij hun huis in Vathorst. Henk vindt het geen goed idee (‘Je dringt je op’), maar ik kan niet anders.
Als ik aanbellen, doet Jeroen open. Zijn gezicht vertrekt even als hij mij ziet.
‘Oh… hoi mevrouw Van Dijk.’
‘Is Anneke thuis?’ vraag ik.
Hij aarzelt even en roept dan naar binnen: ‘Anneke! Je moeder is hier.’
Anneke komt naar de deur, haar gezicht gespannen.
‘Mam… had je niet even kunnen bellen?’
‘Ik wilde je gewoon even zien,’ zeg ik zacht.
Ze kijkt naar Jeroen, die ongeduldig op zijn horloge tikt.
‘We hebben straks een afspraak,’ zegt ze snel.
‘Kunnen we misschien even praten? Alleen wij twee?’ probeer ik.
Ze kijkt naar Jeroen, die zijn schouders ophaalt en naar binnen loopt.
We staan samen in de hal. Ik zie hoe moe ze eruitziet, hoe haar schouders hangen.
‘Anneke… gaat het wel goed met je?’
Ze slikt en kijkt weg.
‘Het gaat prima, mam.’
‘Je lijkt zo anders…’
Ze haalt diep adem. ‘Mam, ik wil gewoon mijn eigen leven leiden zonder dat jullie overal iets van vinden.’
‘Maar we maken ons zorgen! Je bent zo veranderd sinds je met Jeroen bent…’
Haar ogen schieten vuur. ‘Zie je nou? Dit bedoel ik! Het ligt altijd aan Jeroen! Misschien ben ík wel veranderd! Misschien wil ík wel afstand!’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Maar waarom dan? Wat hebben we verkeerd gedaan?’
Ze draait zich om en loopt naar binnen. ‘Ik kan dit nu niet,’ zegt ze zachtjes voordat ze de deur sluit.
Ik sta nog even op de stoep, voel me kleiner dan ooit tevoren.
Die avond zit Henk zwijgend tegenover me aan tafel.
‘Misschien moeten we haar gewoon laten,’ zegt hij weer.
Maar hoe laat je los wat je het meest liefhebt?
De dagen worden weken en langzaam probeer ik mijn leven weer op te pakken zonder Anneke’s aanwezigheid. Maar elke keer als er iets gebeurt – een mooie zonsondergang, een grappige herinnering – denk ik: dit zou ik met haar willen delen.
Op een dag ontvang ik een kaartje in de bus. Het handschrift herken ik meteen: Anneke.
‘Lieve mam en pap,
Het spijt me dat ik zo afstandelijk ben geweest. Ik weet dat jullie het moeilijk hebben met hoe dingen nu gaan. Ik heb tijd nodig om mijn eigen plek te vinden in mijn nieuwe leven met Jeroen. Dat betekent niet dat ik jullie niet mis of niet van jullie houd. Geef me alsjeblieft wat ruimte – dan kom ik vanzelf weer dichterbij.
Liefs,
Anneke’
Ik huil als ik het lees – van opluchting, verdriet en hoop tegelijk.
Misschien moet liefde soms ruimte geven betekenen. Maar waarom voelt loslaten dan zo pijnlijk? Heeft iemand anders dit ook meegemaakt? Hoe vind je de balans tussen vasthouden en laten gaan?