“Mijn dochter kwam gescheiden terug met haar kind: zo had ik mijn tweede jeugd niet voorgesteld”
‘Mam, ik kan niet meer. Mag ik… mag ik terugkomen?’
De stem van Sanne trilde aan de andere kant van de lijn. Ik stond in de keuken, de geur van gebrande koffie hing nog in de lucht. Mijn hand klemde zich om het aanrecht. Dit was het moment waar ik altijd bang voor was geweest, maar waarvan ik dacht dat het nooit zou gebeuren.
‘Natuurlijk, lieverd,’ zei ik, terwijl ik probeerde mijn stem vast te houden. ‘Kom maar gewoon.’
Toen ik ophing, voelde ik een mengeling van opluchting en paniek. Opluchting omdat ze niet alleen was met haar verdriet. Paniek omdat mijn zorgvuldig opgebouwde plannen – eindelijk tijd voor mezelf, misschien een cursus Spaans of een reis naar Toscane – in één klap verdwenen leken.
Sanne stond diezelfde avond voor de deur, haar gezicht bleek en haar ogen rood van het huilen. Achter haar stond Daan, haar zoontje van vijf, met zijn knuffelkonijn onder zijn arm. ‘Hoi oma,’ zei hij zachtjes. Ik knielde neer en trok hem tegen me aan. ‘Hoi lieverd.’
De eerste weken verliepen in een waas van dozen uitpakken, tranen drogen en eindeloze koppen thee. Sanne sliep nauwelijks. ’s Nachts hoorde ik haar zachtjes huilen in de kamer naast mij. Overdag probeerde ze zich groot te houden voor Daan, maar haar schouders hingen altijd een beetje naar voren.
‘Waarom is papa niet meer hier?’ vroeg Daan op een ochtend terwijl ik zijn boterham smeerde.
Ik slikte. ‘Papa en mama wonen nu even niet meer samen, schat. Maar ze houden allebei heel veel van jou.’
Hij keek me aan met grote ogen. ‘Komt papa dan nog wel eens spelen?’
‘Natuurlijk,’ loog ik. Want eerlijk gezegd wist ik het niet zeker.
Sanne en ik botsten vaker dan vroeger. Kleine dingen werden groot: wie de was deed, wie boodschappen haalde, wie Daan naar school bracht. Op een avond barstte de bom.
‘Je bemoeit je overal mee!’ riep Sanne terwijl ze haar jas over de stoel gooide.
‘Ik probeer alleen te helpen!’ riep ik terug. ‘Je woont hier nu weer, Sanne. We moeten het samen doen.’
Ze draaide zich om, haar ogen vuurrood. ‘Ik ben geen kind meer! Maar soms… soms voel ik me weer net zo machteloos als vroeger.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. In plaats daarvan zette ik een kop thee en liet hem koud worden op tafel.
’s Nachts lag ik wakker en dacht aan vroeger, toen Sanne nog klein was en alles wat ik deed vanzelfsprekend leek. Nu voelde het alsof alles wat ik deed verkeerd was.
Op een dag kwam mijn vriendin Marijke langs. Ze keek me doordringend aan terwijl we in de tuin zaten.
‘Je mag ook aan jezelf denken, weet je dat?’ zei ze zacht.
Ik lachte schamper. ‘Hoe dan? Het huis is weer vol, mijn agenda draait om schooltijden en zwemles. Soms… soms voel ik me gewoon weer moeder van een jong gezin.’
Marijke pakte mijn hand. ‘Misschien moet je accepteren dat dit ook bij je leven hoort nu. Maar vergeet jezelf niet.’
Die avond besloot ik iets voor mezelf te doen: ik schreef me in voor een schildercursus op woensdagavond. Toen ik het Sanne vertelde, keek ze me verbaasd aan.
‘Maar wie past er dan op Daan?’ vroeg ze.
‘Jij,’ zei ik rustig. ‘Het is één avond per week. Ik heb het nodig.’
Ze knikte langzaam. ‘Dat snap ik eigenlijk wel.’
Langzaam veranderde er iets tussen ons. We leerden opnieuw samenleven, als twee volwassen vrouwen onder één dak. Soms lachten we om oude herinneringen, soms huilden we samen om alles wat verloren was gegaan.
Op een zondagmiddag zat ik met Daan in het park. Hij rende achter de eenden aan en lachte zoals alleen kinderen dat kunnen.
‘Oma, ben jij blij dat wij hier wonen?’ vroeg hij plotseling.
Ik keek naar hem en voelde tranen prikken achter mijn ogen.
‘Ik ben blij dat jij er bent, lieverd,’ zei ik zacht.
’s Avonds zat Sanne naast me op de bank. Ze legde haar hoofd op mijn schouder.
‘Dank je mam,’ fluisterde ze. ‘Voor alles.’
Ik streek door haar haar zoals vroeger, toen ze nog klein was.
Soms denk ik terug aan die dromen van vrijheid en avontuur. Maar misschien is dit – samen lachen, samen huilen, samen doorgaan – wel het echte avontuur waar niemand je op voorbereidt.
Hebben jullie ook weleens je dromen moeten loslaten voor je familie? Of denk je dat het mogelijk is om jezelf niet te verliezen als alles anders loopt dan je had gehoopt?