Mijn man ging brood halen en kwam nooit meer terug: de waarheid die alles veranderde
‘Waar blijf je nou, Jeroen?’ Mijn stem trilt als ik naar de klok kijk. Het is al bijna half negen ’s avonds. De kinderen zitten met hun pyjama’s aan op de bank, hun ogen groot van vermoeidheid en onbegrip. ‘Mama, komt papa nog terug?’ vraagt Lotte zachtjes, haar knuffel stevig tegen zich aangedrukt. Ik slik. ‘Natuurlijk, lieverd. Hij is alleen even brood halen.’
Dat was het begin van mijn nachtmerrie. Jeroen, mijn man, mijn beste vriend, liep op een gewone dinsdagavond de deur uit en kwam nooit meer terug. Geen briefje, geen telefoontje, niets. De politie deed onderzoek, maar vond geen spoor. Zijn fiets stond nog in de schuur. Zijn portemonnee lag op tafel. Alleen zijn jas was weg.
De dagen werden weken, de weken maanden. Mensen begonnen te fluisteren in het dorp. ‘Misschien is hij er vandoor met een ander,’ hoorde ik bij de bakker. Mijn schoonmoeder, Ans, gaf mij de schuld. ‘Je hebt hem verstikt met je zorgen en je regels,’ beet ze me toe tijdens een familie-etentje dat uitliep op een drama. Mijn ouders probeerden me te steunen, maar hun blikken waren vol medelijden en onuitgesproken vragen.
’s Nachts lag ik wakker, luisterend naar het zachte ademhalen van Lotte en Bram in hun kamers. Ik vroeg me af of Jeroen ergens anders ook wakker lag, of hij aan ons dacht. Of hij überhaupt nog leefde. Soms dacht ik dat ik gek werd van het niet-weten.
De kinderen groeiden op zonder vader. Lotte werd stiller, trok zich terug met haar boeken. Bram werd opstandig, kreeg ruzie op school en kwam thuis met blauwe plekken. Ik probeerde sterk te zijn voor hen, maar voelde me elke dag een beetje meer breken.
Op een dag, drie jaar na Jeroens verdwijning, stond er ineens een envelop in de brievenbus zonder afzender. Mijn handen trilden terwijl ik hem openmaakte. Binnenin zat een foto van Jeroen, genomen op een terras in Rotterdam – lachend, met zijn arm om een onbekende vrouw. Achterop stond: ‘Het spijt me.’
Ik voelde woede door me heen razen, vermengd met opluchting en verdriet. Hij leefde dus nog. Maar waarom had hij ons verlaten? Waarom had hij nooit iets laten weten?
Ik besloot op onderzoek uit te gaan. Met de foto in mijn hand ging ik naar Rotterdam, naar het café op de achtergrond van de foto. De eigenaar herkende Jeroen meteen. ‘Die komt hier vaak,’ zei hij. ‘Altijd met die vrouw – Marieke heet ze geloof ik.’
Ik wachtte uren aan een tafeltje bij het raam, hopend dat hij zou verschijnen. Maar hij kwam niet.
Thuis vertelde ik niets aan de kinderen. Wat moest ik zeggen? Dat hun vader een nieuw leven had opgebouwd zonder hen? Dat hij ons bewust had achtergelaten?
De maanden daarna zocht ik verder. Ik vond Marieke via Facebook – haar profiel stond vol foto’s van haar en Jeroen, samen op vakantie in Frankrijk, etend bij kaarslicht, lachend in de sneeuw. Op één foto droeg hij zelfs de trui die ik hem ooit voor zijn verjaardag had gegeven.
Op een avond kon ik het niet meer aan en stuurde Marieke een bericht: ‘Weet je wie ik ben?’ Ze reageerde snel: ‘Ja. Het spijt me zo.’
We spraken af in een café in Utrecht. Ze was jonger dan ik, met vriendelijke ogen en trillende handen om haar kop thee. ‘Jeroen vertelde me dat hij ongelukkig was,’ zei ze zacht. ‘Dat hij het gevoel had te stikken in zijn leven hier. Hij wilde opnieuw beginnen.’
‘En zijn kinderen dan?’ snauwde ik.
Ze keek weg. ‘Hij kon het niet aan om jullie onder ogen te komen. Hij dacht dat het beter was als hij gewoon verdween.’
Ik voelde iets in mij breken wat nooit meer heel zou worden.
Toen ik thuiskwam, zat Lotte op de trap te wachten.
‘Waar was je?’ vroeg ze.
‘Even weg,’ zei ik schor.
Ze keek me doordringend aan. ‘Je hebt hem gevonden, hè?’
Ik knikte langzaam.
‘Gaat hij ooit nog terugkomen?’
Ik kon alleen maar mijn hoofd schudden.
De jaren daarna leerde ik leven met het gat dat Jeroen had achtergelaten. Ik werd sterker, onafhankelijker – maar ook harder misschien. Lotte ging psychologie studeren in Amsterdam; Bram vond rust bij zijn voetbalteam en kreeg eindelijk weer vrienden.
Op een dag kreeg ik een brief van Jeroen zelf. Geen excuses meer, alleen uitleg: dat hij zichzelf kwijt was geraakt in ons gezinsleven, dat hij bang was geworden voor zijn eigen gevoelens en verlangens – en dat hij niet wist hoe hij moest blijven zonder zichzelf te verliezen.
Ik las de brief tientallen keren opnieuw, zoekend naar antwoorden die er niet waren.
Soms vraag ik me af: wat is erger – verlaten worden of leven met een leugen? Had ik liever gehad dat hij dood was dan dit? En hoe bouw je jezelf weer op als alles waar je in geloofde ineens wegvalt?
Wat zouden jullie doen als je partner zomaar verdwijnt? Zou je kunnen vergeven? Of blijft er altijd iets stuk?