Mijn moeder gaf niet om de liefde van mijn broer – als ze maar samenbleven: getuige van een familieruzie

‘Je gaat haar niet verlaten, Mark! Dat laat ik niet toe!’ De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd, zelfs nu ik hier alleen op mijn kamer zit. Ik hoor haar stem, doordrenkt van woede en wanhoop, alsof ze elk moment de deur kan binnenstormen. Mijn handen trillen nog steeds. Ik ben Eva, 29 jaar, en sinds het huwelijk van mijn broer Mark begon te wankelen, ben ik ongewild de getuige – of misschien wel de speelbal – geworden van een familieruzie die alles dreigt te verscheuren.

Het begon allemaal op een regenachtige zondagmiddag in Utrecht. We zaten met z’n allen aan tafel bij mijn ouders thuis in Overvecht. Mijn moeder had haar beroemde erwtensoep gemaakt, maar niemand leek trek te hebben. Mark staarde voor zich uit, zijn vrouw Sanne roerde zwijgend in haar soep. Mijn vader, zoals altijd, probeerde met een grapje de spanning te breken. ‘Nou, als jullie zo doorgaan, krijgen we straks koude soep én koude harten!’ Niemand lachte.

Na het eten trok Mark me apart in de tuin. ‘Eva,’ fluisterde hij, ‘ik trek dit niet meer. Sanne en ik… we zijn elkaar kwijt. Ik voel niks meer.’ Zijn ogen waren rood van het huilen. ‘Maar mam… ze blijft maar pushen. Ze zegt dat ik moet vechten voor mijn huwelijk. Maar wat als er niks meer is om voor te vechten?’

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Mark was altijd de sterke broer geweest, de grappenmaker, de rots in onze familie. Nu stond hij daar, gebroken en kwetsbaar. ‘Misschien moet je met mam praten,’ zei ik voorzichtig. ‘Ze bedoelt het goed.’

‘Ze bedoelt het goed?’ Mark lachte bitter. ‘Ze bedoelt dat haar beeld van een perfecte familie niet mag barsten. Dat is alles.’

Die avond barstte de bom. Mijn moeder had Mark en Sanne bij zich geroepen in de woonkamer. Ik zat op de trap en luisterde stiekem mee.

‘Jullie gaan niet scheiden,’ zei ze streng. ‘Denk aan de kinderen! Denk aan de familie! Mark, je vader en ik zijn al veertig jaar samen. Je geeft niet zomaar op.’

Sanne begon te huilen. ‘Het is niet zo simpel, mevrouw Van Dijk…’

‘Jawel,’ onderbrak mijn moeder haar fel. ‘Jullie hebben beloofd voor elkaar te zorgen. Dat betekent niet dat je bij het eerste probleem opgeeft.’

Mark stond op. ‘Mam, alsjeblieft…’

‘Nee!’ riep ze. ‘Ik wil hier niks meer over horen! Jullie blijven samen.’

Ik voelde me misselijk worden van spanning. Waarom zag ze niet hoe ongelukkig Mark was? Waarom telden zijn gevoelens niet?

De weken daarna werd het alleen maar erger. Mijn moeder belde me elke dag op mijn werk – ik werk als doktersassistente in een huisartsenpraktijk in Utrecht – om te vragen of ik iets wist, of ik Mark kon overhalen om bij Sanne te blijven. ‘Eva, jij bent altijd zo verstandig,’ zei ze dan smekend. ‘Praat met je broer. Hij luistert naar jou.’

Maar als ik Mark sprak, hoorde ik alleen maar wanhoop in zijn stem. ‘Ik voel me gevangen,’ zei hij op een avond toen we samen door het Griftpark liepen. ‘Alsof ik moet kiezen tussen mezelf en de familie.’

En toen kwam de dag dat Sanne haar koffers pakte. Het was een druilerige woensdagmiddag; ik was toevallig bij Mark thuis om op hun zoontje Daan te passen toen Sanne thuiskwam met rode ogen en trillende handen.

‘Ik kan niet meer, Eva,’ fluisterde ze terwijl ze haar jas uittrok. ‘Je moeder belt me elke dag op. Ze zegt dat ik egoïstisch ben, dat ik Mark kapot maak… Maar we zijn al maanden uit elkaar gegroeid.’

Ik wist niet wat ik moest doen. Ik wilde niemand pijn doen, maar voelde me verscheurd tussen loyaliteit aan mijn moeder en begrip voor Mark en Sanne.

Toen Sanne vertrok, kwam mijn moeder meteen naar het huis van Mark toe. Ze stormde naar binnen zonder te kloppen.

‘Wat heb je gedaan?!’ schreeuwde ze tegen Mark. ‘Hoe kun je dit je zoon aandoen? Hoe kun je mij dit aandoen?’

Mark stond daar als een geslagen hond. ‘Mam… het spijt me…’

‘Nee!’ riep ze weer. ‘Dit vergeef ik je nooit!’

Ik probeerde tussenbeide te komen. ‘Mam, alsjeblieft… Je ziet toch hoe moeilijk dit voor iedereen is?’

Ze draaide zich naar mij om, haar ogen vuurrood van woede en verdriet. ‘Jij ook al? Jij kiest ook zijn kant?’

Die nacht sliep ik nauwelijks. Ik hoorde mijn moeders woorden steeds opnieuw in mijn hoofd: “Dit vergeef ik je nooit.” Wat als ze het meende? Wat als onze familie nooit meer hetzelfde zou zijn?

De weken daarna werd het stil in huis. Mijn moeder sprak nauwelijks nog met mij of Mark. Op verjaardagen zat ze zwijgend aan tafel, haar blik strak op haar bord gericht.

Op een dag belde ze me op mijn werk.

‘Eva…’ Haar stem klonk breekbaar.

‘Ja mam?’

‘Ben jij gelukkig?’

Die vraag kwam onverwacht hard aan.

‘Ik weet het niet,’ antwoordde ik eerlijk.

‘Ik ook niet meer,’ fluisterde ze.

En toen hing ze op.

Sindsdien vraag ik me af: hoeveel van ons geluk offeren we op voor het geluk van anderen? En wanneer is het tijd om voor jezelf te kiezen?

Misschien is dat wel de grootste strijd die we voeren – niet tegen elkaar, maar tegen onze eigen verwachtingen en angsten.

Hebben jullie ooit moeten kiezen tussen familie en jezelf? Wat zou jij doen als je moest kiezen tussen loyaliteit en eigen geluk?