Mijn schoonzoon wil het huis op naam van zijn moeder zetten – maar ik vertrouw het niet
‘Nee, mam, je begrijpt het niet. Christian zegt dat het beter is zo. Zijn moeder kan makkelijker een hypotheek krijgen dan wij.’ Naomi’s stem trilt aan de andere kant van de lijn. Ik hoor haar snikken, maar ze probeert zich groot te houden. Mijn hart bonkt in mijn keel.
‘Naomi, luister naar me,’ zeg ik zacht, terwijl ik mezelf dwing kalm te blijven. ‘Je zet toch niet zomaar je hele toekomst op het spel? Waarom moet het huis op naam van zijn moeder? Jullie zijn toch getrouwd?’
Ze zucht diep. ‘Mam, we hebben alles geprobeerd. De bank wil ons geen hypotheek geven omdat Christian nog een studieschuld heeft en ik werk maar parttime. Zijn moeder heeft geen schulden en een vast contract. Het is gewoon… makkelijker zo.’
Ik voel de wanhoop in haar stem, maar ook iets anders – een soort berusting die me bang maakt. ‘Maar Naomi, wat als er iets gebeurt? Wat als jullie uit elkaar gaan? Of als zijn moeder…’ Ik slik de rest van mijn zin in. Ik wil haar niet nog banger maken dan ze al is.
‘Mam, ik weet het niet meer,’ fluistert ze. ‘Ik ben zo moe. Alles draait om geld, om papieren, om regels. Ik wil gewoon een thuis voor mijn kinderen.’
Die nacht lig ik wakker. Mijn man, Pieter, draait zich om en mompelt slaperig: ‘Maak je niet zo druk, Els. Ze zijn volwassen.’ Maar hij weet niet wat ik weet: dat Christian’s moeder, mevrouw Van Dijk, altijd al een sturende rol heeft gehad in hun relatie. Ze bemoeit zich overal mee – van de kleur van de babykamer tot aan de keuze van de kinderopvang.
De volgende dag besluit ik langs te gaan bij Naomi. Ze woont nu tijdelijk bij haar schoonouders in Amersfoort, tot ze iets nieuws hebben gevonden. Als ik binnenkom, ruikt het naar versgebakken appeltaart – mevrouw Van Dijk’s specialiteit.
‘Els! Wat gezellig dat je er bent,’ zegt ze met haar gebruikelijke glimlach. Maar haar ogen glijden meteen naar Naomi, alsof ze wil checken of alles volgens plan verloopt.
Christian komt binnen met hun zoontje, Bram, op zijn arm. ‘Hoi mam,’ zegt hij luchtig tegen mij. ‘We hebben nieuws – de bank heeft het goedgekeurd! Mam gaat het huis kopen en wij huren het dan van haar tot we het kunnen overnemen.’
Ik voel hoe mijn handen trillen. ‘En als jullie het nooit kunnen overnemen?’ vraag ik scherp.
Mevrouw Van Dijk lacht vriendelijk. ‘Ach Els, maak je geen zorgen. We zijn toch familie? Natuurlijk komt het goed.’
Maar ik zie hoe Naomi haar blik afwendt en haar lippen op elkaar drukt.
De weken verstrijken. Naomi wordt steeds stiller. Ze klaagt over vermoeidheid en hoofdpijn, maar als ik vraag of het wel goed gaat, wuift ze het weg. Christian werkt veel overuren en is nauwelijks thuis.
Op een zondagmiddag zit ik met Pieter in de tuin als mijn telefoon gaat. Het is Naomi.
‘Mam… kun je komen? Ik weet het niet meer.’ Haar stem breekt.
Ik rijd zo snel als ik kan naar Amersfoort. In de woonkamer zit Naomi ineengedoken op de bank, haar gezicht nat van de tranen.
‘Ze luisteren niet naar me,’ snikt ze. ‘Christian zegt dat ik ondankbaar ben omdat zijn moeder alles voor ons regelt. Maar ik voel me zo machteloos. Het is straks niet eens ons huis…’
Ik sla mijn armen om haar heen en voel haar schokken van verdriet.
‘Je hoeft hier niet in mee te gaan,’ fluister ik. ‘Jij hebt ook rechten. Jullie zijn een gezin – jij hoort net zo goed mee te beslissen.’
Die avond praat ik met Pieter. Hij haalt zijn schouders op: ‘Misschien is dit gewoon hoe jonge mensen tegenwoordig huizen kopen. De markt is gek, Els.’
Maar ik kan het niet loslaten. Ik zoek op internet naar verhalen over families die ruzie kregen door geld en huizen. Ik lees over rechtszaken, gebroken relaties, kinderen die hun ouders nooit meer spreken.
Een week later belt Christian me op.
‘Els, kun je misschien even langskomen? Mam wil graag met je praten.’
Als ik aankom, zit mevrouw Van Dijk al klaar aan tafel met een map vol papieren.
‘Els,’ begint ze vriendelijk maar beslist, ‘ik begrijp dat je zorgen hebt. Maar geloof me: dit is de enige manier waarop Naomi en Christian een huis kunnen krijgen. Ik zal alles netjes regelen – ze krijgen een huurcontract en zodra ze genoeg spaargeld hebben, mogen ze het huis overnemen tegen een vriendenprijs.’
Ik kijk haar recht aan. ‘En als jij overlijdt? Of als jullie ruzie krijgen? Wat gebeurt er dan met Naomi en de kinderen?’
Ze glimlacht flauwtjes. ‘Daar hoeven we toch niet vanuit te gaan?’
Maar ik zie hoe Christian ongemakkelijk wegkijkt en Naomi haar handen wringt onder tafel.
De weken daarna wordt de sfeer steeds grimmiger. Naomi belt me minder vaak; als ik haar spreek klinkt ze gespannen.
Op een dag krijg ik een appje: “Mam, kun je Bram ophalen van de crèche? Christian en ik hebben ruzie.”
Als ik Bram ophaal zie ik Naomi buiten zitten op een bankje, haar gezicht bleek en haar ogen rood.
‘Hij zegt dat ik ondankbaar ben,’ fluistert ze. ‘Dat ik altijd maar moeilijk doe. Maar mam… wat als we ooit uit elkaar gaan? Dan heb ik niks.’
Ik pak haar hand vast. ‘Je moet voor jezelf opkomen, lieverd.’
Die avond stuur ik Christian een bericht: “Kunnen we praten?”
We spreken af in een café in het centrum van Amersfoort. Hij komt te laat en kijkt geërgerd.
‘Els, waar maak je je druk om? Mijn moeder doet dit uit liefde voor ons allemaal.’
‘Maar waarom vertrouw je Naomi niet genoeg om samen eigenaar te worden?’ vraag ik zacht.
Hij zucht diep. ‘Omdat het anders gewoon niet lukt! Wil je dat we met twee kinderen op straat staan?’
Ik kijk hem aan en zie plotseling de angst in zijn ogen – dezelfde angst die Naomi voelt.
‘Misschien moeten jullie hulp zoeken,’ zeg ik voorzichtig. ‘Een mediator of financieel adviseur die onafhankelijk is.’
Hij lacht schamper. ‘Dat kost geld dat we niet hebben.’
De maanden verstrijken. Het huis wordt gekocht – op naam van mevrouw Van Dijk. Naomi verhuist met lood in haar schoenen naar hun nieuwe woning in een buitenwijk van Amersfoort.
Op de housewarming zit mevrouw Van Dijk trots aan het hoofd van de tafel; Christian schenkt wijn in voor iedereen; Bram speelt met zijn nieuwe speelgoedauto’s op het tapijt.
Naomi glimlacht dapper naar de gasten, maar als onze blikken kruisen zie ik tranen in haar ogen.
Later die avond sta ik met haar op het balkon.
‘Mam… denk je dat dit ooit echt ons huis wordt?’ vraagt ze zacht.
Ik weet het antwoord niet.
En terwijl ik daar sta in de koele avondlucht, vraag ik me af: hoeveel vertrouwen kun je geven voordat je jezelf verliest? Hoeveel offers moet je brengen voor een thuis dat misschien nooit echt van jou zal zijn?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?