Mijn Vader, Mijn Keuze: Een Onvergeeflijke Vraag

‘Je bent ondankbaar, Marieke. Je laat je eigen vader gewoon doodgaan!’

De stem van mijn moeder galmt nog na in mijn hoofd, zelfs nu ik hier alleen op de bank zit. Mijn handen trillen. Ik staar naar het appje dat mijn broer, Jeroen, zojuist stuurde: ‘Mam huilt. Pap ligt op de IC. Je moet nu komen.’

Maar ik ga niet. Niet vandaag. Misschien nooit meer.

Mijn naam is Marieke van Dijk, dertig jaar oud, geboren en getogen in Amersfoort. Mijn jeugd was een aaneenschakeling van angstige nachten en dagen waarop ik hoopte dat mijn vader zijn slechte humeur ergens anders zou botvieren dan op mij. Mijn moeder hield zich altijd op de achtergrond, haar blik afgewend als ik weer eens met blauwe plekken aan tafel zat.

‘Waarom ben je altijd zo lastig?’ vroeg hij dan, zijn stem als een zweep. ‘Waarom kun je niet gewoon normaal doen, zoals Jeroen?’

Jeroen was de zoon die alles goed deed. Hij haalde hoge cijfers, voetbalde bij VV Hoogland en lachte om de grappen van mijn vader. Ik was het meisje dat te veel vroeg, te veel huilde, te weinig lachte. Mijn vader kon het niet verdragen.

Toen ik vijftien was, sloeg hij me voor het eerst echt hard. Ik herinner me de klap nog precies: de geur van zijn aftershave, het geluid van zijn hand tegen mijn wang, het felle licht in de keuken. Mijn moeder stond erbij en keek weg.

‘Je hebt het er zelf naar gemaakt,’ zei ze later zachtjes terwijl ze een zakje ijs tegen mijn gezicht hield.

Jaren gingen voorbij. Ik leerde zwijgen, mezelf onzichtbaar maken. Op school deed ik alsof alles normaal was. Niemand wist iets. Zelfs Jeroen niet – of hij deed alsof hij niets wist.

Toen ik achttien werd, vluchtte ik naar Utrecht om te studeren. Ik kwam alleen nog thuis met Kerstmis en verjaardagen. Mijn vader begroette me dan met een knikje, alsof ik een verre kennis was.

Totdat vorige maand de telefoon ging.

‘Marieke,’ klonk de stem van mijn moeder schor, ‘je vader is ziek. Zijn nieren werken niet meer. Ze zoeken een donor in de familie.’

Ik voelde geen schok, geen medelijden. Alleen een ijzige leegte.

‘Ze willen dat jij je laat testen,’ ging ze verder. ‘Jeroen heeft niet het juiste bloedtype.’

Ik hoorde haar snikken aan de andere kant van de lijn.

‘Je moet dit doen voor je vader. Voor ons gezin.’

Ik hing op zonder iets te zeggen.

De dagen daarna voelde ik me verscheurd. Mijn vriend Bas probeerde me te steunen.

‘Je hoeft dit niet te doen,’ zei hij terwijl hij mijn hand vasthield. ‘Je bent hem niets verschuldigd.’

Maar zo voelde het niet. Alsof er een onzichtbare ketting om mijn nek hing die me terugtrok naar dat huis vol angst en schaamte.

Na een slapeloze nacht besloot ik naar het ziekenhuis te gaan voor het gesprek met de artsen.

‘U bent een goede match,’ zei de nefroloog opgewekt. ‘Uw vader heeft een grote kans met uw nier.’

Ik knikte zwijgend.

Op de gang wachtte mijn moeder.

‘Dankjewel, lieverd,’ fluisterde ze en pakte mijn hand vast. Haar ogen waren rood van het huilen.

Maar toen ik haar aankeek, voelde ik alleen maar woede.

‘Waarom heb je hem nooit tegengehouden?’ vroeg ik zachtjes.

Ze keek weg.

Thuis lag ik nachtenlang wakker. Ik dacht aan al die keren dat hij me uitschold, sloeg, vernederde. Aan hoe hij me nooit een knuffel gaf, nooit zei dat hij trots op me was. Aan hoe mijn moeder altijd zweeg.

De dag van de operatie kwam dichterbij. Mijn familie appte dagelijks: ‘We zijn zo trots op je!’, ‘Je redt pap’s leven!’, ‘Je bent een heldin!’

Maar niemand vroeg hoe het met mij ging.

Twee dagen voor de operatie belde ik het ziekenhuis af.

‘Ik kan het niet,’ zei ik tegen de coördinator. ‘Ik wil dit niet doen.’

Er viel een stilte aan de andere kant van de lijn.

‘Dat is uw recht,’ zei ze uiteindelijk zachtjes.

Mijn telefoon ontplofte die avond met berichten van mijn moeder en Jeroen.

‘Hoe kun je zo egoïstisch zijn?’
‘Pap gaat dood door jou!’
‘Je verpest ons gezin!’

Bas vond me huilend op de bank.

‘Ze geven niet om jou,’ zei hij boos. ‘Ze geven alleen om wat jij voor hén kunt doen.’

De dagen daarna hoorde ik niets meer van mijn familie. Alleen Jeroen stuurde af en toe een kil bericht over pap’s toestand: ‘Nog steeds kritiek.’

Ik voelde me schuldig, maar ook opgelucht. Voor het eerst in mijn leven had ik voor mezelf gekozen.

Vorige week kreeg ik een brief van mijn moeder:

‘Lieve Marieke,
Ik snap niet waarom je dit doet. Je vader heeft fouten gemaakt, maar hij is nog steeds je vader. Je zult spijt krijgen als hij er straks niet meer is.’

Ik heb niet geantwoord.

Gisteren overleed mijn vader op de IC. Jeroen belde me:

‘Het is jouw schuld,’ snauwde hij door de telefoon voordat hij ophing.

Nu zit ik hier alleen in mijn kleine appartement in Utrecht. De stilte is oorverdovend, maar ergens diep vanbinnen voel ik rust. Ik heb eindelijk gekozen voor mezelf – iets wat niemand in mijn familie ooit heeft gedaan.

Was het egoïstisch? Of was het eindelijk tijd om mezelf te redden? Wat zouden jullie hebben gedaan als jullie in mijn schoenen stonden?