Mijn Wraakplan: Een Schone Lei of Een Vuile Afrekening?
‘Je afwas is weer niet gedaan, Eva. We hebben schonere varkens in het dorp dan deze borden.’ Haar stem sneed door de keuken als een bot mes. Ik voelde mijn wangen gloeien, niet alleen van schaamte, maar vooral van woede. Mijn schoonmoeder, Truus, stond met haar armen over elkaar, haar blik strak op mij gericht. Mijn man, Jeroen, zat aan de keukentafel en keek zwijgend naar zijn telefoon. Zoals altijd.
‘Misschien moet je het dan zelf doen, als je het zo goed weet,’ beet ik haar toe. Mijn stem trilde, maar ik hield mijn rug recht. Truus snoof. ‘Als jij ooit eens iets fatsoenlijk zou doen, zou dat niet nodig zijn.’
Het was niet de eerste keer dat ze me zo behandelde. Sinds Jeroen en ik samenwoonden in het huis van zijn ouders in Amersfoort – tijdelijk, tot we iets voor onszelf zouden vinden – voelde ik me een indringer. Truus had altijd commentaar: op mijn kleding (‘Is dat nou mode tegenwoordig?’), op mijn werk (‘Een contract van twintig uur? Daar kun je geen gezin van onderhouden!’), zelfs op hoe ik de aardappels schilde (‘Je laat de halve schil zitten!’).
Die avond lag ik in bed naast Jeroen, die alweer snel in slaap viel. Ik staarde naar het plafond. Waarom liet hij haar altijd haar gang gaan? Waarom verdedigde hij mij nooit? De woorden van Truus echoden in mijn hoofd. ‘We hebben schonere varkens…’
De volgende ochtend stond ik vroeg op. Ik liep naar beneden en zag Truus in de tuin, druk bezig met haar rozenstruiken. Ik zette koffie en probeerde zo stil mogelijk te zijn. Maar natuurlijk hoorde ze me.
‘Goedemorgen Eva,’ zei ze zonder op te kijken. ‘Heb je de vaatwasser nu eindelijk eens goed ingeruimd?’
Ik slikte mijn antwoord in en liep naar buiten. De lucht was fris, maar mijn hoofd was vol stormen. Ik dacht aan mijn moeder, die altijd zei: ‘Laat mensen niet over je heen lopen, Eva.’ Maar hoe doe je dat als je afhankelijk bent van hun huis?
Die middag kwam mijn schoonzusje Sanne langs met haar dochtertje Noor. Sanne was altijd vriendelijk tegen mij, maar ik zag hoe ze haar moeder nadeed: kleine steekjes onder water, zogenaamd onschuldig.
‘Heb je alweer pizza gegeten gisteren?’ vroeg Sanne terwijl ze Noor een koekje gaf. ‘Jij bent echt geen keukenprinses hè?’
Ik lachte gemaakt. ‘Nee joh, ik laat dat liever aan de experts over.’
Truus lachte hardop. ‘Experts? Die hebben we hier niet hoor.’
Die avond besloot ik dat het genoeg was geweest. Ik wilde niet langer het mikpunt zijn van hun spot. Ik wilde laten zien dat ik niet met me liet sollen.
Ik begon met kleine dingen. Ik zette expres de vaatwasser verkeerd aan zodat de glazen dof werden. Ik liet een pan aanbranden en deed alsof het per ongeluk was. Truus werd steeds bozer, Jeroen steeds stiller.
Op een dag kwam Truus woedend de keuken binnenstormen. ‘Wat is dit nou weer? De oven is zwart van binnen! Heb je daar soms een varken in geroosterd?’
Ik keek haar recht aan. ‘Misschien moet u zelf eens schoonmaken, Truus. U zegt altijd dat u alles beter weet.’
Ze hapte naar adem, alsof ze zich verslikte in haar eigen woorden.
Jeroen kwam binnen en keek van mij naar zijn moeder. ‘Wat is hier aan de hand?’
‘Vraag dat maar aan je vrouw,’ siste Truus.
‘Misschien moeten we gewoon verhuizen,’ zei ik zachtjes tegen Jeroen toen we later samen waren.
‘We kunnen nergens heen,’ zei hij schouderophalend. ‘Het is maar tijdelijk.’
Maar tijdelijk voelde als voor altijd.
De weken gingen voorbij en mijn wraakplan werd steeds subtieler. Ik liet boodschappen expres vergeten, draaide de verwarming te hoog zodat de rekening opliep, verstopte haar favoriete koffiemok achterin de kast.
Op een dag kwam mijn eigen moeder op bezoek. Ze zag meteen dat er iets mis was.
‘Je straalt niet meer, Eva,’ zei ze terwijl ze mijn hand vasthield aan de keukentafel.
Ik barstte in tranen uit. Alles kwam eruit: de vernederingen, het gevoel nergens bij te horen, de eenzaamheid.
‘Waarom laat je dit gebeuren?’ vroeg ze zacht.
‘Omdat ik nergens anders heen kan,’ snikte ik.
Die nacht lag ik wakker en dacht na over wat mijn moeder had gezegd. Was dit echt wie ik wilde zijn? Iemand die terugpakt met kleine pesterijen? Of moest ik eindelijk voor mezelf opkomen?
De volgende ochtend zat Truus aan tafel met haar krant en een kop koffie – uit een gewone mok deze keer.
‘Truus,’ begon ik terwijl mijn hart bonkte in mijn borstkas.
Ze keek op, haar wenkbrauwen opgetrokken.
‘Ik wil graag met u praten,’ zei ik zo rustig mogelijk.
Ze legde haar krant neer en keek me aan alsof ze een insect bestudeerde.
‘Ik voel me hier niet welkom,’ zei ik eerlijk. ‘En ik weet dat u vindt dat ik alles verkeerd doe. Maar dit is ook mijn huis nu, al is het tijdelijk. Ik wil graag dat we elkaar met respect behandelen.’
Er viel een lange stilte. Toen snoof Truus weer.
‘Respect moet je verdienen.’
‘Dat geldt voor ons allemaal,’ antwoordde ik zacht.
Jeroen kwam binnen en hoorde het laatste stukje van het gesprek.
‘Mam… misschien heeft Eva wel gelijk,’ zei hij aarzelend.
Truus keek hem aan alsof hij haar verraden had.
Die dag veranderde er iets. Niet veel – Truus bleef kritisch, maar haar opmerkingen werden minder venijnig. Jeroen begon me vaker te steunen, al was het soms onhandig.
Mijn wraakplan had me geen voldoening gegeven; het had me alleen maar leger gemaakt. Maar door eindelijk eerlijk te zijn over mijn gevoelens, voelde ik me sterker dan ooit.
Soms vraag ik me af: waarom kiezen we zo vaak voor wraak, terwijl eerlijkheid zoveel meer opluchting geeft? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?