Mijn zoon en schoondochter zijn gescheiden: “Nu heeft hun kind nergens om naartoe te gaan”
“Je begrijpt het niet, mam! Jij kiest altijd haar kant!” Bart’s stem trilt van woede, zijn vuisten gebald op de keukentafel. Ik kijk hem aan, mijn eigen hart bonkt in mijn borst. Sanne staat in de deuropening, haar ogen rood van het huilen. Lotte, hun dochtertje van zes, zit stilletjes op de trap met haar knuffelkonijn.
Hoe is het zover gekomen? Ik hoor mezelf denken: ‘Had ik maar…’ Maar wat had ik dan moeten doen? Had ik harder moeten ingrijpen toen de ruzies begonnen? Of juist meer afstand moeten houden? Iedereen zegt altijd dat je je niet moet bemoeien met het huwelijk van je kinderen, maar wat als je ziet dat het misgaat?
Het begon allemaal zo onschuldig. Bart en Sanne waren jong, verliefd, en vol plannen. Ze kochten een huisje in Amersfoort, niet ver bij mij vandaan. Ik was zo trots toen ze me vroegen om op Lotte te passen als ze weer eens allebei moesten werken. Maar al snel kwamen de barstjes. Bart werkte lange dagen bij de gemeente, Sanne probeerde haar eigen yogastudio op te bouwen. Ze zagen elkaar nauwelijks nog.
“Waarom moet jij altijd alles regelen?” hoorde ik Sanne vaak zeggen als ik kwam oppassen. “Omdat jij nooit iets afmaakt!” kaatste Bart dan terug. Ik probeerde neutraal te blijven, maar voelde me steeds vaker gevangen tussen twee vuren.
Op een avond, toen ik Lotte naar bed bracht, hoorde ik beneden het servies sneuvelen. “Ik ben er klaar mee!” schreeuwde Sanne. “Altijd jouw moeder die zich overal mee bemoeit!”
Die nacht sliep Lotte bij mij. Ze kroop dicht tegen me aan in het logeerbed. “Oma, waarom maken papa en mama altijd ruzie?” vroeg ze zachtjes. Mijn hart brak. Wat moest ik zeggen? Dat volwassenen soms domme fouten maken? Dat liefde niet altijd genoeg is?
De weken daarna werd het alleen maar erger. Bart kwam steeds vaker bij mij eten, zwijgend, met donkere kringen onder zijn ogen. Sanne belde me soms huilend op: “Ik kan dit niet meer! Hij luistert nooit!”
Toen kwam de klap: Sanne had haar spullen gepakt en was naar haar zus in Utrecht vertrokken. Bart bleef achter in een leeg huis, Lotte tussen hen in geslingerd als een touwtrekspel.
“Ze wil dat Lotte bij haar komt wonen,” zei Bart op een avond, zijn stem gebroken. “Maar ik wil haar niet kwijt.”
Ik voelde de paniek opkomen. Wat moest er met Lotte gebeuren? Ze was mijn alles, mijn zonnestraal in deze donkere dagen.
De weken werden maanden. Advocaten kwamen eraan te pas. Er werd een omgangsregeling afgesproken: Lotte zou de ene week bij Bart zijn, de andere week bij Sanne. Maar niets liep zoals gepland.
“Ze is onhandelbaar bij mij,” klaagde Bart na een paar weken. “Ze mist haar moeder.”
Sanne belde me: “Ze huilt elke avond om jou, mam. Ze wil naar oma.”
En daar zat ik dan, midden in het oog van de storm. Mijn zoon boos op mij omdat ik te veel met Sanne sprak; Sanne boos omdat ik Bart niet harder aanpakte; Lotte verscheurd tussen twee werelden.
Op een dag stond Bart ineens voor mijn deur met Lotte aan de hand. “Ik kan het niet meer,” zei hij zacht. “Kun jij haar even nemen?”
Lotte keek me aan met grote ogen vol angst en verdriet. Ik knielde neer en sloeg mijn armen om haar heen.
“Kom maar meisje,” fluisterde ik.
De dagen erna probeerde ik alles zo normaal mogelijk te laten lijken voor Lotte. We bakten pannenkoeken, maakten wandelingen door het park, lazen samen boekjes voor het slapengaan. Maar elke avond vroeg ze: “Wanneer ga ik weer naar huis?”
Ik wist niet wat ik moest antwoorden.
Sanne kwam haar soms halen, maar bracht haar net zo snel weer terug als Lotte begon te huilen of boos werd. “Ze luistert niet meer naar mij,” zei Sanne gefrustreerd.
Langzaam begon het tot me door te dringen: Lotte had geen thuis meer. Niet echt. Ze sliep hier, daar, nergens echt veilig of geborgen.
Op een avond zat ik met Bart aan tafel.
“Misschien moet Lotte voorlopig gewoon bij jou blijven,” zei hij schor.
Mijn hart sloeg over. Ik wilde niets liever dan voor mijn kleindochter zorgen, maar was dit wel eerlijk tegenover haar ouders? Was ik niet juist degene die hun problemen erger maakte door altijd klaar te staan?
De familie begon zich ermee te bemoeien. Mijn zus Marijke vond dat ik Bart moest dwingen om hulp te zoeken. Mijn broer Kees zei dat Sanne gewoon strenger moest zijn voor Lotte.
Iedereen had een mening, niemand had een oplossing.
Op een dag kwam Sanne onverwacht langs terwijl Lotte bij mij was.
“Je hebt haar van me afgepakt!” schreeuwde ze door de gang.
“Dat is niet waar!” riep Bart die net binnenkwam.
Lotte stond trillend tussen ons in.
“Stop!” riep ze ineens met een stem die veel te volwassen klonk voor haar leeftijd.
We keken allemaal naar haar.
“Ik wil gewoon dat jullie ophouden met vechten!”
Het was alsof iemand me een klap in mijn gezicht gaf. Wat waren we aan het doen?
Die nacht lag ik wakker in bed. Mijn gedachten maalden rondjes: Had ik te veel gedaan? Of juist te weinig? Was dit allemaal mijn schuld?
De volgende ochtend besloot ik hulp te zoeken. Ik belde het wijkteam en vroeg om advies. Een maatschappelijk werker kwam langs en luisterde naar ons verhaal.
“Jullie moeten samen aan tafel,” zei ze streng. “Voor Lotte.”
En zo zaten we daar: Bart, Sanne en ik – drie volwassenen die allemaal dachten het beste voor Lotte te willen, maar elkaar vooral in de weg zaten.
Het gesprek was pijnlijk en confronterend.
“Ik voel me altijd buitengesloten,” zei Sanne met tranen in haar ogen tegen Bart.
“Jij laat mij nooit toe,” antwoordde hij zachtjes.
Ik slikte mijn eigen tranen weg en gaf toe dat ik misschien te veel had willen oplossen.
Langzaam kwamen we tot afspraken: minder ruzie waar Lotte bij is, duidelijke regels over wie wanneer voor haar zorgt, en vooral: luisteren naar wat zij nodig heeft.
Het is nu maanden later. Het gaat beter – soms tenminste. De wonden zijn nog lang niet geheeld, maar er is hoop.
Lotte slaapt nog vaak bij mij als het even niet gaat thuis. Soms hoor ik haar zachtjes praten tegen haar knuffelkonijn: “Alles komt goed.”
En dan vraag ik me af: Hebben we genoeg gedaan? Of blijft er altijd iets stuk tussen ons?
Wat zouden jullie doen als je kleinkind nergens meer echt thuis lijkt te zijn?