Mijn zoon is weg, maar ik kon mijn kleinzoon niet in de steek laten

‘Hoe heb je het in je hoofd gehaald, Daan?’ Mijn stem trilt terwijl ik hem aankijk, zijn koffers al in de gang. Hij ontwijkt mijn blik, zijn schouders hangen. ‘Mam, ik kan niet meer. Ik trek dit leven niet. Het spijt me.’

Die woorden echoën nog steeds in mijn hoofd, maanden nadat hij de deur achter zich dichttrok. Mijn zoon, mijn enige kind, liet zijn vrouw Sophie en hun zoontje Bram van vier achter. In een rijtjeshuis in Amersfoort, waar de geur van versgebakken brood en kinderlachjes altijd door het huis zweefden, bleef nu alleen stilte achter.

Sophie zat die avond aan de keukentafel, haar handen om een kop thee geklemd. Haar ogen waren rood van het huilen. ‘Wat moet ik nu, Marijke?’ vroeg ze zacht. Ik wist het antwoord niet. Ik voelde me verscheurd: boos op Daan, verdrietig om Sophie en Bram, en ergens diep vanbinnen ook schuldig. Had ik iets verkeerd gedaan als moeder?

De dagen daarna probeerde ik Sophie te helpen waar ik kon. Ik bracht Bram naar school, kookte maaltijden en luisterde naar haar verhalen over slapeloze nachten en de blikken van buren die alles wisten maar niets zeiden. ‘Ze denken dat ik hem heb weggejaagd,’ fluisterde Sophie op een avond. ‘Dat is niet waar,’ zei ik fel. Maar zelfs ik voelde de ogen van de buurt branden als ik boodschappen deed bij de Albert Heijn.

Mijn zus Anja belde me op een avond. ‘Marijke, je moet jezelf beschermen. Je kunt niet alles op je schouders nemen.’ Maar hoe kon ik dat? Bram was mijn kleinzoon. Zijn vader had hem verlaten; moest ik dat ook doen? ‘Hij is familie,’ zei ik alleen maar.

De weken werden maanden. Sophie vond een parttime baan bij een bakkerij, maar het geld was krap. De rekeningen stapelden zich op. Op een dag kwam Bram thuis met kapotte schoenen. ‘Ze lachen me uit op school,’ zei hij zachtjes. Mijn hart brak. Ik kocht nieuwe schoenen voor hem, maar voelde me machteloos tegenover de armoede die langzaam hun leven binnensloop.

Op een zondagmiddag zat ik met Bram in het park. Hij keek naar andere kinderen die met hun vaders voetbalden. ‘Oma, waarom is papa weg?’ vroeg hij plotseling. Ik slikte. ‘Papa heeft het moeilijk, lieverd. Maar jij bent niet vergeten.’

Sophie en ik kregen soms ruzie uit pure frustratie. Op een avond barstte ze uit: ‘Jij verdedigt hem altijd! Jouw zoon heeft ons in de steek gelaten!’ Haar woorden sneden diep. ‘Ik verdedig hem niet,’ zei ik zacht, ‘maar hij blijft mijn kind.’ We huilden samen die nacht, twee vrouwen die probeerden te overleven in de puinhoop die Daan had achtergelaten.

De buitenwereld was hard. Op school werd Bram gepest omdat zijn vader weg was. De juf belde me: ‘We maken ons zorgen om Bram. Hij is stil en teruggetrokken.’ Ik voelde me machteloos en boos tegelijk – op Daan, op mezelf, op de wereld.

Op een dag stond Daan ineens voor de deur. Mager, ongeschoren, ogen vol spijt. ‘Mam… mag ik binnenkomen?’ Mijn hart sloeg over. Sophie stond verstijfd in de gang. Bram verstopte zich achter mij.

‘Waarom ben je hier?’ vroeg Sophie kil.

Daan keek naar zijn schoenen. ‘Ik… ik heb fouten gemaakt. Het spijt me zo.’

Er volgde een gespannen stilte waarin niemand wist wat te zeggen. Uiteindelijk liet ik hem binnen – hoe kon ik anders? Maar het vertrouwen was weg.

Daan probeerde contact te maken met Bram, maar die draaide zich weg. ‘Je hebt mama laten huilen,’ zei hij boos.

Die avond zat ik alleen aan tafel, starend naar de foto’s aan de muur: Daan als kleine jongen, lachend op het strand van Scheveningen; Bram op zijn eerste schooldag; Sophie met haar armen om hen heen. Wat was er gebeurd met ons gezin?

De weken daarna kwam Daan af en toe langs, maar het bleef ongemakkelijk. Sophie wilde verder zonder hem, maar Bram verlangde stiekem naar zijn vader. Ik voelde me verscheurd tussen loyaliteit aan mijn zoon en liefde voor mijn schoondochter en kleinzoon.

Op een dag barstte alles los tijdens een familie-etentje bij mij thuis. Daan probeerde een grapje te maken met Bram, maar die gooide zijn bord op de grond en rende huilend weg.

‘Zie je wel!’ riep Sophie uit. ‘Dit werkt niet! Je kunt niet zomaar terugkomen alsof er niets gebeurd is!’

Daan stond op, zijn gezicht bleek. ‘Ik weet het niet meer,’ fluisterde hij.

Ik stond op en sloeg met mijn hand op tafel. ‘Genoeg! We zijn allemaal kapot van wat er is gebeurd, maar we moeten verder! Bram verdient beter dan dit!’

Er viel een stilte waarin iedereen naar adem hapte.

Na die avond veranderde er langzaam iets. Daan begon therapie te volgen en nam verantwoordelijkheid voor zijn daden. Sophie vond steun bij andere alleenstaande moeders in de buurt en kreeg meer zelfvertrouwen. Bram bloeide langzaam weer op toen hij zag dat zijn ouders – hoe gebroken ook – probeerden samen te werken voor hem.

Toch bleef het moeilijk voor mij als moeder én oma om tussen twee vuren te staan. Soms vroeg ik mezelf af of ik het juiste deed door iedereen bij elkaar te houden – of dat ik juist alles erger maakte door niet te kiezen.

Nu zit ik hier, aan dezelfde keukentafel waar alles begon, met een kop thee in mijn handen en Bram die zachtjes naast me tekent.

Was het genoeg wat ik heb gedaan? Had ik meer moeten vechten voor mijn zoon of juist voor Sophie? Of is liefde soms gewoon kiezen voor degene die het meeste nodig heeft?

Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen je kind en je kleinkind? Is er überhaupt een juiste keuze?