Moederliefde aan de Amstel: Ben ik ooit genoeg geweest?

‘Waarom heb je nou weer niet gebeld, Sanne?’ De stem van mijn moeder klinkt scherp door de telefoon. Ik sta in de keuken, mijn handen nog nat van het afwassen, terwijl mijn jongste, Bram, aan mijn trui trekt. ‘Mam, ik had het druk. De kinderen…’ probeer ik, maar ze onderbreekt me meteen. ‘Altijd die kinderen! Vroeger had ik ook drie kinderen en tóch hield ik alles op orde. Jij moet echt leren plannen.’

Ik slik. Mijn moeder heeft altijd een mening klaar. Over mijn huishouden, mijn werk – of eigenlijk het gebrek daaraan sinds ik vorig jaar mijn baan verloor – en vooral over hoe ik mijn kinderen opvoed. Soms voelt het alsof haar schaduw langer is dan de Amstel zelf, die vlakbij ons huis stroomt.

Mijn man, Jeroen, werkt lange dagen als buschauffeur. Vaak zie ik hem alleen ’s avonds laat, als hij stilletjes naast me in bed kruipt. We praten weinig; er is altijd wel een kind dat huilt, een rekening die betaald moet worden of een ruzie die gesust moet worden. De stilte tussen ons groeit met de dag.

‘Mama, mag ik nog een koekje?’ vraagt Lotte, mijn oudste van negen. Haar ogen zijn groot en smekend. Ik zucht. ‘Nee lieverd, het is bijna etenstijd.’ Ze draait zich mokkend om en smijt de deur van haar kamer dicht. Bram begint te huilen omdat hij schrikt van het geluid. Mijn hoofd bonkt.

’s Avonds, als iedereen eindelijk slaapt, zit ik aan de keukentafel met een kop lauwe thee. De stapel rekeningen lijkt elke dag hoger te worden. Gas, licht, schoolgeld… Ik weet niet meer waar ik het vandaan moet halen. Mijn moeder zegt altijd dat ik te veel uitgeef aan onzin, maar wat is onzin als je kinderen nieuwe schoenen nodig hebben?

De volgende ochtend word ik wakker van het geluid van regen tegen het raam. Amsterdam is grijs en nat. Ik sleep mezelf uit bed en probeer de kinderen op tijd klaar te krijgen voor school. Lotte kan haar gymtas niet vinden en Bram heeft zijn sokken binnenstebuiten aan. ‘Waarom kun je nooit eens iets goed doen?’ hoor ik mezelf snauwen tegen Lotte. Meteen voel ik spijt.

Op weg naar school zwijgen we allebei. Lotte kijkt uit het raam van haar regenjas en ik voel haar afstand als een koude wind tussen ons in.

Thuis bel ik mijn moeder terug. ‘Mam, kun je misschien vanmiddag even oppassen? Ik heb een sollicitatiegesprek.’

Ze zucht hoorbaar. ‘Weet je zeker dat je dat aankan? Je hebt het nu al zo druk.’

‘Ik moet wel, mam. We komen anders niet rond.’

‘Misschien had je beter moeten nadenken voordat je aan zoveel kinderen begon,’ zegt ze zachtjes.

Die woorden snijden dieper dan ze zou vermoeden. Alsof mijn kinderen een vergissing zijn geweest.

Het sollicitatiegesprek bij het buurthuis verloopt stroef. Mijn handen trillen als ik uitleg waarom ik zo lang uit het arbeidsproces ben geweest. De vrouw tegenover me knikt begripvol, maar haar blik glijdt steeds naar het cv voor haar neus.

‘We laten het u weten,’ zegt ze uiteindelijk.

Thuis tref ik mijn moeder in de woonkamer met Bram op schoot. Ze kijkt me onderzoekend aan. ‘En?’

‘Ze bellen nog,’ zeg ik kortaf.

Ze knikt en legt Bram neer in zijn box. ‘Je ziet er moe uit, Sanne.’

‘Dat ben ik ook.’

Ze pakt haar jas en kust Bram vluchtig op zijn hoofdje. ‘Je moet echt beter voor jezelf zorgen.’

Als ze weg is, voel ik de tranen prikken achter mijn ogen. Ik wil zo graag dat ze trots op me is – dat iemand trots op me is – maar alles wat ik doe lijkt verkeerd.

’s Avonds barst er ruzie uit tussen Lotte en haar broertje Daan over wie er op de tablet mag. Jeroen grijpt in, maar zijn stem klinkt hard en ongeduldig. ‘Kunnen jullie nou nooit eens normaal doen?’

Ik trek me terug in de badkamer en laat het water over mijn gezicht stromen. In de spiegel zie ik wallen onder mijn ogen en grijze haren tussen het blond.

Later die week krijg ik een telefoontje: de baan is naar iemand anders gegaan. Ik probeer sterk te blijven voor de kinderen, maar als Jeroen thuiskomt en vraagt hoe het was gegaan, barst ik in tranen uit.

‘Het lukt me gewoon niet meer,’ snik ik.

Hij slaat zijn armen om me heen, maar zijn blik is leeg. ‘We moeten gewoon door,’ zegt hij zacht.

De dagen rijgen zich aaneen in een waas van zorgen en kleine overwinningen – een knuffel van Bram, een tekening van Lotte waarop ze ons gezin heeft getekend met grote harten eromheen.

Op een avond zit ik met mijn moeder aan tafel. Ze drinkt haar koffie zwart zoals altijd.

‘Weet je nog hoe jij vroeger altijd bang was dat je niet goed genoeg was?’ vraagt ze plotseling.

Ik knik voorzichtig.

‘Dat gevoel gaat nooit helemaal weg,’ zegt ze zachtjes. ‘Maar je doet het beter dan je denkt.’

Voor het eerst in maanden voel ik iets van hoop opborrelen.

Toch blijft de vraag knagen als ik ’s nachts wakker lig: Ben ik genoeg? Of zal ik altijd blijven twijfelen aan mezelf – net als zij?

Wat denken jullie: wanneer weet je zeker dat je een goede moeder bent? Of bestaat dat moment eigenlijk niet?