Na twaalf jaar stilte stond hij weer voor mijn deur

‘Mam, er staat een man voor de deur. Hij zegt dat hij Mark heet.’

Mijn hart slaat over. Ik laat de theedoek uit mijn handen vallen en kijk Sophie aan. Ze is inmiddels vijftien, maar in haar ogen zie ik nog steeds het kleine meisje dat ze was toen Mark vertrok. Twaalf jaar geleden. Twaalf jaar stilte, geen kaartje, geen telefoontje, niets. En nu staat hij hier, op een regenachtige dinsdagavond in juni, terwijl de geur van stamppot nog in de keuken hangt.

‘Laat hem maar binnen,’ hoor ik mezelf zeggen, al weet ik niet waar ik de moed vandaan haal. Sophie kijkt me onderzoekend aan, haar wenkbrauwen gefronst. Ze weet wie haar vader is, maar ze kent hem niet. Niet echt.

De voordeur piept als ze hem opent. Mark stapt naar binnen, zijn haar grijzer dan ik me herinner, zijn ogen onrustig. ‘Hoi Anna,’ zegt hij zacht. Zijn stem klinkt schor, alsof hij net zo zenuwachtig is als ik.

‘Mark,’ antwoord ik koeltjes. Mijn handen trillen lichtjes terwijl ik ze in mijn schort verstop. ‘Wat doe je hier?’

Hij kijkt naar Sophie, die zich half achter mij verschuilt. ‘Ik… Ik wilde jullie zien. Mag ik even praten?’

Ik knik en gebaar naar de woonkamer. De stilte is verstikkend terwijl we gaan zitten. Sophie blijft staan, haar armen over elkaar geslagen.

‘Waarom nu pas?’ vraag ik uiteindelijk. Mijn stem klinkt harder dan bedoeld. ‘Twaalf jaar, Mark. Je hebt ons gewoon laten zitten.’

Hij slikt zichtbaar. ‘Ik weet het, Anna. Ik heb alles verpest. Maar ik… Ik ben veranderd. Het spijt me zo.’

Sophie’s stem snijdt door de kamer: ‘Waarom heb je mij nooit gebeld? Of een kaartje gestuurd met mijn verjaardag?’

Mark kijkt haar aan, zijn ogen vochtig. ‘Ik was laf, Sophie. Ik dacht dat jullie beter af waren zonder mij.’

Ik voel woede opborrelen, vermengd met verdriet en een vleugje medelijden. Hoe vaak heb ik mezelf niet afgevraagd wat er mis was met mij? Waarom hij voor die andere vrouw koos? Waarom hij ons zo makkelijk kon vergeten?

‘En nu?’ vraag ik scherp. ‘Nu kom je terug en verwacht je… wat precies?’

Hij zucht diep en wrijft over zijn gezicht. ‘Ik verwacht niks. Ik hoop alleen dat jullie me een kans willen geven om het goed te maken. Al is het maar een beetje.’

Sophie draait zich om en loopt de trap op zonder iets te zeggen. De deur van haar kamer slaat dicht.

Mark kijkt me wanhopig aan. ‘Anna, alsjeblieft…’

Ik sta op en loop naar het raam. Buiten regent het nog steeds, dikke druppels tikken tegen het glas. In de verte hoor ik de kerkklok slaan. Alles voelt ineens zo klein en beklemmend.

‘Weet je nog hoe je vertrok?’ fluister ik zonder om te kijken. ‘Je pakte je spullen in stilte, gaf me een kus op mijn voorhoofd en zei dat je van iemand anders hield. Je liet me achter met een kind dat elke nacht huilde omdat ze haar vader miste.’

Hij staat langzaam op en komt naast me staan. ‘Het spijt me zo verschrikkelijk, Anna.’

Ik draai me naar hem toe, tranen prikken achter mijn ogen maar ik weiger ze te laten zien. ‘Sorry is niet genoeg, Mark.’

Hij knikt langzaam en pakt zijn jas van de kapstok. ‘Ik begrijp het. Maar alsjeblieft… laat me weten als Sophie ooit met me wil praten.’

Hij loopt naar buiten, de regen in, zonder om te kijken.

Die nacht lig ik wakker in bed. Ik hoor Sophie zachtjes huilen in haar kamer en mijn hart breekt opnieuw, net als twaalf jaar geleden. De volgende ochtend zit ze zwijgend aan tafel, haar ontbijt onaangeroerd.

‘Wil je erover praten?’ vraag ik voorzichtig.

Ze schudt haar hoofd en staart naar haar bord.

‘Je hoeft hem niet te vergeven,’ zeg ik zachtjes. ‘Maar als je ooit vragen hebt… of hem iets wilt zeggen… dan mag dat.’

Ze kijkt me aan met grote ogen vol verdriet en boosheid. ‘Waarom kwam hij nu pas terug? Waarom heeft hij mij nooit gemist?’

Ik weet het antwoord niet.

De dagen daarna lijkt alles hetzelfde, maar niets is meer zoals het was. In het dorp gonst het van de geruchten – Mark is terug! Heeft Anna hem weer binnengelaten? Ik voel de blikken in de supermarkt, hoor het gefluister bij de bakker.

Op een avond zit ik met mijn zus Marieke aan de keukentafel.

‘Je moet hem niet zomaar weer toelaten,’ zegt ze fel terwijl ze haar thee roert.

‘Dat ben ik ook niet van plan,’ zucht ik. ‘Maar Sophie verdient antwoorden.’

Marieke knikt langzaam. ‘En jij? Wat verdien jij?’

Die vraag blijft hangen lang nadat ze weg is gegaan.

Een week later staat Mark opnieuw voor de deur, deze keer met bloemen in zijn hand en een brief voor Sophie.

‘Mag ik haar even spreken?’ vraagt hij voorzichtig.

Ik twijfel, maar roep haar toch naar beneden.

Ze neemt de brief aan zonder hem aan te kijken en leest hem zwijgend aan tafel terwijl Mark zenuwachtig op zijn stoel schuift.

‘Wil je iets zeggen?’ vraagt hij zachtjes.

Sophie vouwt de brief op en kijkt hem recht aan. ‘Je hebt mij pijn gedaan,’ zegt ze met trillende stem. ‘Maar misschien wil ik je ooit leren kennen. Niet nu.’

Mark knikt dankbaar en staat op om te gaan.

Als de deur dichtvalt, voel ik een last van mijn schouders glijden – misschien is dit het begin van iets nieuws, of gewoon het einde van een hoofdstuk dat te lang open heeft gestaan.

’s Avonds zit ik alleen op de bank en denk na over alles wat er gebeurd is.

Hebben mensen echt recht op een tweede kans? Of zijn sommige wonden gewoon te diep om ooit helemaal te helen?
Wat zouden jullie doen als jullie in mijn schoenen stonden?