Natuurlijk laat ik je niet alleen – De prijs van een zusterlijke belofte
‘Je laat me toch niet alleen, hè?’ De stem van Anneke trilt door de telefoon, terwijl de regen tegen het raam slaat. Mijn vingers klemmen zich om mijn mok thee. Ik kijk naar buiten, naar het natte asfalt van de straat in Utrecht. ‘Natuurlijk laat ik je niet alleen,’ hoor ik mezelf zeggen, maar diep vanbinnen voel ik een knoop in mijn maag.
Anneke is altijd de sterke geweest. De oudste, degene die alles regelde toen papa vertrok en mama in haar verdriet verdronk. Maar nu klinkt ze klein, bijna kinderlijk. ‘Het is allemaal teveel, Eva. De schulden… Bas is zijn baan kwijt, en ik weet niet meer hoe we de huur moeten betalen. De kinderen hebben nieuwe schoenen nodig. Ik…’ Haar stem breekt.
Ik slik. Mijn eigen leven is allesbehalve stabiel. Mijn contract bij het museum loopt over drie maanden af, en mijn vriend Jeroen en ik hebben net besloten samen te gaan wonen. We sparen voor een huisje in Amersfoort, weg uit de drukte. Maar hoe kan ik haar nu laten vallen?
‘Ik kom morgen langs,’ zeg ik zacht. ‘We vinden wel een oplossing.’
Die nacht lig ik wakker. Jeroen draait zich om en mompelt slaperig: ‘Is alles goed?’
‘Anneke heeft hulp nodig,’ fluister ik.
Hij zucht. ‘We kunnen haar niet altijd redden, Eva.’
‘Ze is mijn zus.’
‘En ik ben jouw vriend. Wij hebben ook plannen.’ Zijn stem klinkt harder dan bedoeld.
Ik draai me om, kijk naar het plafond en voel de spanning tussen loyaliteit en zelfbehoud als een touw dat steeds strakker wordt aangetrokken.
De volgende ochtend sta ik voor Anneke’s flat in Overvecht. Het trappenhuis ruikt naar natte jassen en oude sigarettenrook. Anneke doet open met wallen onder haar ogen. De kinderen zitten zwijgend aan tafel, hun boterhammen onaangeroerd.
‘Mam, mag ik straks naar voetbal?’ vraagt Daan zachtjes.
Anneke schudt haar hoofd. ‘We hebben geen geld voor contributie dit jaar.’
Daan kijkt weg. Mijn hart breekt.
We zitten aan de keukentafel met stapels rekeningen tussen ons in. ‘Ik weet niet meer waar ik moet beginnen,’ zegt Anneke. Haar handen trillen als ze een blauwe envelop openscheurt.
‘Misschien kan ik wat geld voorschieten,’ stel ik voor.
‘Nee, dat wil ik niet,’ zegt ze fel. ‘Je hebt zelf ook niet veel.’
‘We vinden wel iets,’ herhaal ik, maar het klinkt hol.
De weken daarna word ik opgeslokt door Anneke’s problemen. Ik ga mee naar de voedselbank, help met het invullen van formulieren voor schuldhulpverlening, leen geld van mijn spaargeld zodat de kinderen nieuwe schoenen krijgen. Jeroen wordt steeds stiller thuis.
Op een avond barst hij los: ‘Dit kan zo niet langer! Je bent alleen nog maar met Anneke bezig! Wij bestaan ook nog!’
‘Ze heeft niemand anders!’ schreeuw ik terug. ‘Jij snapt het niet!’
‘Nee, jij snapt het niet! Jij offert alles op voor haar! Wanneer is het genoeg?’
Ik ren naar buiten, de koude herfstlucht in. Tranen prikken achter mijn ogen. Wanneer is het inderdaad genoeg? Hoeveel kan één mens dragen?
Op een dag belt mama. ‘Eva, lieverd, je moet jezelf niet vergeten. Je vader deed dat ook altijd – iedereen helpen behalve zichzelf.’
Ik zwijg. Papa’s vertrek heeft diepe sporen nagelaten; misschien probeer ik onbewust goed te maken wat hij fout deed.
De maanden verstrijken. Anneke krijgt eindelijk hulp van de gemeente, maar de relatie met Jeroen is bekoeld. We praten nauwelijks nog over onze toekomstplannen.
Op een gure winteravond zit ik alleen op de bank als Jeroen zijn koffers pakt.
‘Ik hou van je, Eva, maar dit werkt niet meer. Je leeft voor anderen, niet voor jezelf – en zeker niet voor ons.’
De deur valt dicht. Ik blijf achter met stilte en schuldgevoel.
Anneke belt diezelfde avond nog. ‘Het spijt me zo…’
‘Het is niet jouw schuld,’ zeg ik snel, maar diep vanbinnen weet ik dat alles met elkaar verweven is.
Maanden later zit ik op een bankje in het Griftpark en kijk naar spelende kinderen. Anneke’s situatie is stabieler nu; ze werkt parttime bij een bakkerij en Daan voetbalt weer. Maar mijn eigen leven voelt leeg.
Was het het waard? Heb ik te veel gegeven? Of is dit gewoon wat familie betekent – jezelf verliezen om een ander te redden?
Soms vraag ik me af: waar ligt de grens tussen liefde en zelfopoffering? En wie ben je nog als je alles voor een ander hebt gegeven?