Onder één dak met mijn nicht: een avontuur vol tranen en keuzes
‘Waarom staat de verwarming alweer zo hoog, Sanne? Het is pas oktober!’ Mijn stem trilt, maar ik probeer kalm te blijven. Sanne, mijn nicht, draait zich om van haar plek op de bank, haar voeten nonchalant op de salontafel. ‘Ik heb het koud, Iris. Je weet toch dat ik snel rillerig word?’
Ik bijt op mijn lip. Sinds Sanne drie maanden geleden bij mij introk, is mijn zorgvuldig opgebouwde routine volledig overhoop gegooid. Ik ben altijd zuinig geweest – niet uit gierigheid, maar omdat ik weet hoe het is om met weinig rond te komen. Mijn ouders hadden het vroeger niet breed. Elke euro telde. Nu, als 28-jarige basisschooljuf in Utrecht, ben ik trots op mijn kleine appartementje en het feit dat ik alles zelf betaal.
Sanne is anders. Ze komt uit een ander deel van de familie, waar geld nooit echt een probleem was. Ze verloor haar baan in Amsterdam en vroeg of ze tijdelijk bij mij kon wonen. ‘Twee maanden, hooguit,’ had ze gezegd aan de telefoon. ‘Tot ik weer iets vind.’
Nu zijn we drie maanden verder en lijkt haar zoektocht naar werk meer op een eindeloze Netflix-marathon dan op solliciteren. De stapels lege chipszakken en koffiekopjes groeien sneller dan haar motivatie.
‘Heb je vandaag nog gesolliciteerd?’ vraag ik voorzichtig terwijl ik de thermostaat lager zet.
Ze zucht overdreven. ‘Iris, je doet net alsof ik niks doe. Ik heb vanochtend nog gekeken naar vacatures.’
‘Gekeken of gesolliciteerd?’
Ze zwijgt en kijkt weg. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Ik wil geen ruzie, maar ik voel me steeds meer een indringer in mijn eigen huis.
’s Avonds lig ik wakker in bed. De stemmen van mijn ouders echoën door mijn hoofd: ‘Familie helpt elkaar, Iris. Je moet niet zo streng zijn.’ Maar wat als helpen betekent dat ik mezelf verlies?
De volgende ochtend vind ik een briefje op het aanrecht: “Ben bij Lotte, kom laat thuis.” Geen sorry voor de rommel, geen dankjewel voor het dak boven haar hoofd. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Waarom voel ik me schuldig? Dit is míjn huis.
Op zondag komt mijn moeder langs voor koffie. Ze kijkt bezorgd naar de overvolle prullenbak en de wasmand die uitpuilt met kleding die niet van mij is.
‘Gaat het wel goed tussen jou en Sanne?’ vraagt ze voorzichtig.
Ik knik te snel. ‘Ja hoor, het is gewoon wennen.’
Ze legt haar hand op de mijne. ‘Je hoeft niet altijd sterk te zijn, lieverd.’
Die avond barst de bom. Sanne komt thuis met Lotte en nog twee vrienden. Ze lachen luid, zetten muziek op en trekken bierflesjes open alsof het hun eigen huis is.
‘Sanne, kun je misschien wat zachter doen? Ik moet morgen vroeg op,’ probeer ik vriendelijk.
Ze rolt met haar ogen. ‘Iris, je bent echt een oma geworden sinds je hier woont.’
Lotte giechelt. ‘Laat haar toch, Sanne. Ze is gewoon jaloers dat wij nog lol hebben.’
Mijn gezicht wordt warm van schaamte én woede. ‘Dit is mijn huis! Jullie gedragen je alsof het niks uitmaakt wat ik wil!’
Het wordt stil. Sanne kijkt me aan met een blik die ik niet ken – gekwetst, maar ook boos.
‘Misschien moet jij eens leren loslaten,’ sist ze voordat ze haar jas pakt en de deur achter zich dichtgooit.
De dagen daarna ontwijken we elkaar zoveel mogelijk. Ik voel me schuldig, maar ook opgelucht als ze niet thuis is. Mijn moeder belt: ‘Je moet voor jezelf kiezen, Iris.’ Maar hoe doe je dat zonder de familieband te breken?
Op een regenachtige woensdagavond zit ik alleen aan tafel als Sanne thuiskomt. Haar ogen zijn rood van het huilen.
‘Mag ik even met je praten?’ vraagt ze zacht.
Ik knik.
‘Het spijt me,’ zegt ze schor. ‘Ik weet dat ik het moeilijk maak. Ik… ik voel me gewoon zo mislukt sinds ik mijn baan kwijt ben. En jij hebt alles zo goed voor elkaar…’
Mijn hart breekt een beetje. ‘Sanne, ik wil je helpen, maar niet ten koste van mezelf.’
Ze knikt langzaam. ‘Misschien moet ik toch naar tante Marijke gaan. Zij heeft meer ruimte…’
We huilen allebei – van opluchting, verdriet en misschien ook een beetje schaamte.
Een week later verhuist Sanne naar tante Marijke in Amersfoort. Het huis voelt leeg, maar ook weer van mij.
Soms vraag ik me af: had ik meer geduld moeten hebben? Of is het juist goed dat ik eindelijk voor mezelf koos? Familie helpt elkaar – maar waar ligt de grens tussen helpen en jezelf verliezen?
Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Waar trek jij de grens tussen familie en jezelf?