Onder het Dak van Spijt: Een Onverwachte Thee met Mijn Ex-Schoonmoeder

‘Kom je nou nog, of blijf je daar als een standbeeld staan?’ De stem van Ans, mijn voormalige schoonmoeder, galmt door het trappenhuis. Haar stem klinkt net als vroeger: een mengeling van ongeduld en iets wat ik niet meteen kan plaatsen. Spijt misschien? Ik slik, voel mijn hart in mijn keel kloppen. Het is jaren geleden dat ik deze deur heb aangeraakt. De geur van haar flat – een mengsel van oude koffie, wasmiddel en iets kruidigs – brengt me terug naar de tijd dat ik hier bijna dagelijks kwam, hand in hand met Jeroen.

‘Ik kom eraan,’ mompel ik, terwijl ik mijn jas uittrek en ophang aan het haakje waar altijd een sjaal van Jeroen hing. Alles lijkt hetzelfde, maar niets is meer zoals het was.

Ans staat in de deuropening van de woonkamer. Haar grijze haar zit in een knot, haar ogen priemen in de mijne. ‘Ga zitten. Thee is zo klaar.’

Ik schuif aan de eettafel, waar het plastic tafelkleed nog steeds ligt. Mijn vingers glijden over de scheurtjes in het zeil. ‘Waarom heb je me uitgenodigd?’ vraag ik, zonder omwegen.

Ze draait zich om, schenkt water in de theepot. ‘Omdat we buren zijn, Willow. En omdat ik je mis.’

Mijn naam klinkt vreemd uit haar mond. Vroeger noemde ze me altijd “kind” of “meisje”. Nu klinkt het afstandelijker, alsof ze zich herinnert dat ik niet langer bij de familie hoor.

‘Je hebt me nooit gemist toen ik je zoon verliet,’ zeg ik zacht.

Ze zucht diep, zet de theepot op tafel en kijkt me aan. ‘Misschien niet op de juiste manier. Maar nu… nu ben ik ouder. En alleen.’

Het blijft even stil. Buiten hoor ik een scooter voorbij razen, ergens blaft een hond. Ik voel de spanning tussen ons als een dikke mist.

‘Weet je nog die keer dat we samen appeltaart bakten?’ vraagt ze plotseling. ‘Jeroen had net zijn rijbewijs gehaald en kwam veel te laat thuis.’

Ik glimlach flauwtjes. ‘En jij was woest.’

‘Ik was bang,’ zegt ze zacht. ‘Bang dat er iets met hem was gebeurd. Maar ik kon dat nooit goed zeggen. Ik schreeuwde liever.’

Ik knik. ‘Dat deed je inderdaad vaak.’

Ze kijkt me aan, haar ogen glanzen vochtig. ‘Ik heb veel verkeerd gedaan, Willow. Niet alleen met Jeroen, maar ook met jou. Ik was hard voor je toen je het moeilijk had.’

Mijn keel trekt samen. Ik denk terug aan die avonden dat Jeroen en ik ruzie hadden – over geld, over zijn werkloosheid, over mijn verlangen naar iets anders dan dit kleine leven in Amersfoort. Ans koos altijd zijn kant.

‘Je zei dat ik ondankbaar was,’ fluister ik.

Ze knikt langzaam. ‘Dat spijt me.’

De woorden hangen tussen ons in als een belofte die te laat komt.

‘Waarom nu pas?’ vraag ik.

Ze haalt haar schouders op. ‘Omdat ik ziek ben.’

Mijn hart slaat over. ‘Wat bedoel je?’

‘Kanker,’ zegt ze eenvoudig. ‘Longen. Ze geven me nog een paar maanden.’

Het voelt alsof de grond onder mijn voeten wegzakt. Ik weet niet wat ik moet zeggen.

‘Ik wil niet dat je medelijden hebt,’ zegt ze snel. ‘Ik wil alleen… Ik wil niet dat je denkt dat alles jouw schuld was.’

Ik kijk haar aan, zie de lijnen in haar gezicht dieper dan ooit tevoren. Ze is ouder geworden sinds de laatste keer dat ik haar zag – brozer, kleiner bijna.

‘Jeroen weet het nog niet,’ zegt ze zacht.

‘Waarom niet?’

‘We praten nauwelijks nog,’ antwoordt ze met een bittere glimlach. ‘Sinds jij weg bent…’ Ze zwijgt, draait zich om en schenkt thee in twee kopjes.

‘Hij heeft iemand anders nu,’ zeg ik voorzichtig.

Ze knikt. ‘Dat weet ik. Maar niemand vult het gat op dat jij achterliet.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen, maar slik ze weg.

‘Waarom vertel je me dit allemaal?’ vraag ik opnieuw.

Ze schuift mijn kopje naar me toe, haar handen trillen lichtjes. ‘Omdat ik wil dat je weet dat je goed genoeg was. Dat alles wat er misging… niet alleen jouw schuld was.’

De stilte is zwaar en vol herinneringen die pijn doen.

‘Weet je nog die dag dat je huilend op het balkon zat?’ vraagt ze plotseling.

Ik knik langzaam. ‘Jeroen had weer gelogen over zijn sollicitatiegesprek.’

‘En ik zei dat je niet zo moest zeuren,’ fluistert ze schuldig.

‘Ja.’

Ze kijkt naar haar handen. ‘Ik wist niet beter, Willow. Mijn moeder was ook zo hard voor mij. Maar dat is geen excuus.’

Ik voel hoe mijn boosheid langzaam plaatsmaakt voor iets anders – medelijden misschien, of begrip.

‘Wat wil je van mij?’ vraag ik tenslotte.

Ze kijkt op, haar ogen smeken om iets wat ik niet meteen kan geven.

‘Vergeving,’ zegt ze zacht.

Ik sluit mijn ogen, adem diep in. De geur van thee en oude herinneringen vult mijn longen.

‘Dat is niet makkelijk,’ zeg ik eerlijk.

‘Nee,’ zegt ze met een wrange glimlach. ‘Maar misschien kun je het proberen? Voor mij? Voor jezelf?’

Buiten begint het te regenen; dikke druppels tikken tegen het raam. Ik denk aan alles wat er gebeurd is – de ruzies, de verwijten, de avonden waarop ik me zo alleen voelde in dit huis vol mensen die elkaar niet begrepen.

‘Misschien,’ zeg ik zachtjes.

Ans pakt mijn hand vast – haar vingers koud en dun als takjes in de winter.

‘Dank je,’ fluistert ze.

We zitten daar samen, twee vrouwen verbonden door verlies en spijt, terwijl buiten de regen alles schoonspoelt wat ooit vastzat tussen ons.

Later die avond loop ik naar huis door natte straten die glinsteren in het licht van de lantaarns. Mijn hoofd zit vol vragen en herinneringen die als schaduwen achter me aanlopen.

Was het genoeg? Kan spijt echt iets helen wat al zo lang gebroken is? Of blijven sommige wonden altijd open?

Misschien is vergeving geen eindpunt, maar een begin van iets nieuws – zelfs als het te laat lijkt.