Onder het Gewicht van Verwachtingen: Mijn Leven tussen Generaties
‘Je denkt zeker dat alles je zomaar komt aanwaaien, hè?’ De stem van mijn moeder, Marijke, snijdt door de stilte van mijn kleine woonkamer in Utrecht. Ik kijk haar aan, haar ogen fel en onverzettelijk, zoals altijd. Mijn zoon Daan speelt op het kleed met zijn houten treinbaan, zich onbewust van de spanning die als een onweerswolk boven ons hangt.
‘Mam, ik heb nooit gezegd dat ik het makkelijk heb,’ zeg ik zacht. Mijn handen trillen een beetje terwijl ik mijn mok vasthoud. ‘Ik werk fulltime, ik zorg voor Daan, en het huis…’
‘En nu moet je ook voor Henk zorgen. Je weet hoe slecht het met hem gaat sinds zijn beroerte. Ik kan het niet meer alleen.’
Mijn keel trekt samen. Henk, mijn stiefvader, was altijd een stille aanwezigheid geweest. Niet warm, niet koud. Gewoon daar. Nu is hij afhankelijk geworden van anderen, en blijkbaar ben ik degene die moet inspringen.
‘Waarom ik?’ vraag ik. ‘Je hebt toch ook nog Bas?’
Mijn broer Bas woont in Groningen en komt zelden thuis. Hij belt af en toe, stuurt een kaartje met kerst. Maar als het op verantwoordelijkheid aankomt, kijkt iedereen naar mij.
‘Bas heeft zijn eigen leven,’ zegt mijn moeder scherp. ‘Jij woont dichtbij. Jij hebt een kind, je weet wat zorgen is.’
Ik voel de onrechtvaardigheid branden in mijn borst. Alsof mijn leven minder telt omdat ik een vrouw ben, omdat ik moeder ben, omdat ik altijd al degene was die insprong als er iets moest gebeuren.
Die avond lig ik wakker in bed. Daan slaapt eindelijk na een lange dag vol peuterdrama’s en driftbuien. Mijn gedachten razen. Ik denk aan de hypotheek die ik amper kan betalen, aan mijn werk als verpleegkundige in het Diakonessenhuis waar de diensten steeds zwaarder worden. Aan de keren dat Marijke zei: ‘Ouders zijn hun kinderen niets verschuldigd.’ Maar nu verwacht ze alles van mij.
De volgende dag bel ik Bas.
‘Bas, mam wil dat ik voor Henk ga zorgen,’ begin ik zonder omwegen.
Hij zucht diep aan de andere kant van de lijn. ‘Ruby… Ik kan niet elke week op en neer rijden. Mijn werk…’
‘En mijn werk dan? Mijn kind?’ Mijn stem breekt bijna.
‘Jij bent altijd al de sterke geweest,’ zegt hij zachtjes. ‘Mam vertrouwt op jou.’
Ik hang op zonder afscheid te nemen. De muren van mijn huis lijken op me af te komen. Ik voel me gevangen tussen plicht en verlangen naar vrijheid.
De weken die volgen zijn een waas van ziekenhuisbezoeken, boodschappen doen voor Marijke en Henk, en proberen Daan niet te laten merken hoe moe ik ben. Op een avond zit ik met Marijke aan haar keukentafel. Ze schenkt thee in, haar handen trillen lichtjes.
‘Weet je nog hoe je als kind altijd alles zelf wilde doen?’ zegt ze plotseling.
Ik knik zwijgend.
‘Ik heb je geleerd om sterk te zijn. Maar soms… soms denk ik dat ik je te hard heb gemaakt.’
Voor het eerst hoor ik spijt in haar stem. Maar het verandert niets aan de situatie.
‘Mam, waarom vraag je nooit aan Bas om te helpen? Waarom moet ik altijd alles dragen?’
Ze kijkt weg, haar blik op het vergeelde tafelkleed gericht. ‘Omdat jij niet wegloopt.’
En daar zit het hem in: loyaliteit als valkuil. Ik loop niet weg, dus krijg ik steeds meer op mijn bordje.
Op een dag barst ik uit tegen Henk, die zwijgend in zijn stoel zit terwijl ik zijn medicijnen klaarleg.
‘Weet u eigenlijk wel wat dit met mij doet? Dat iedereen maar verwacht dat ik alles oplos?’
Hij kijkt me aan met waterige ogen. ‘Je moeder bedoelt het goed,’ zegt hij zacht.
‘Maar wie zorgt er voor mij?’ fluister ik terug.
’s Nachts huil ik stilletjes in mijn kussen. Ik voel me verscheurd tussen generaties: verantwoordelijk voor mijn zoon, verantwoordelijk voor mijn moeder en stiefvader, maar niemand die zich verantwoordelijk voelt voor mij.
Op een dag na weer een lange dienst in het ziekenhuis en een driftbui van Daan omdat zijn boterham niet goed doorgesneden was, stort ik in op de bank. Mijn telefoon trilt: een bericht van Bas.
‘Sorry dat ik je zo laat zitten. Zal proberen volgende week te komen.’
Het voelt als een druppel op een gloeiende plaat.
Ik besluit naar een maatschappelijk werker te gaan. In haar kantoor vertel ik mijn verhaal; over Marijke’s harde liefde, over Bas die altijd weg is, over Henk die nu afhankelijk is van mij.
‘Je mag grenzen stellen,’ zegt ze zachtjes. ‘Het is niet egoïstisch om voor jezelf te kiezen.’
Maar hoe doe je dat als schuldgevoel als een zware jas om je schouders hangt?
Thuis probeer ik met Marijke te praten.
‘Mam, ik kan dit niet alleen blijven doen. Ik heb hulp nodig.’
Ze kijkt me aan alsof ze me voor het eerst ziet. ‘Maar wie dan? De thuiszorg is duur en onpersoonlijk.’
‘Dan moet het maar zo,’ zeg ik vastberaden. ‘Anders trek ik het niet meer.’
Er volgt een ijzige stilte. Maar deze keer wijk ik niet.
Langzaam verandert er iets. Bas komt inderdaad vaker langs; hij neemt zelfs Daan een middag mee naar het park zodat ik kan slapen. Marijke moppert over de thuiszorg maar accepteert uiteindelijk dat ze niet alles zelf kan regelen.
Toch blijft er iets knagen. De band met mijn moeder is fragieler dan ooit; we praten beleefd maar ontwijken echte gesprekken. Soms zie ik in haar blik iets van trots – of is het spijt?
Op een avond zit ik met Daan op schoot naar buiten te kijken terwijl de regen tegen het raam tikt.
‘Mama moe?’ vraagt hij zachtjes.
Ik knik en kus zijn haren.
‘Waarom moet jij altijd alles doen?’
Zijn vraag raakt me dieper dan hij beseft.
Misschien is dat wel de kern van alles: waarom moet ík altijd alles doen? En wanneer mag ik eindelijk eens kiezen voor mezelf?
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en jezelf? Waar ligt de grens tussen liefde en zelfopoffering?