Op het kruispunt van verwachtingen: Mijn tweede leven op 67-jarige leeftijd
‘Trees, waarom doe je nou zo moeilijk? Je hebt alles wat je nodig hebt, waarom moet je ineens alles anders willen?’ De stem van mijn dochter Marieke trilt van onbegrip. Ik kijk haar aan, haar ogen flitsen heen en weer tussen mij en de kop thee die ze stevig vasthoudt. Mijn handen trillen lichtjes, maar ik probeer mijn stem vast te houden.
‘Omdat ik het niet meer kan, Marieke. Ik kan niet meer doen alsof alles goed is terwijl ik me vanbinnen leeg voel.’
Het is een regenachtige dinsdagmiddag in maart. De lucht boven Amersfoort is grijs, de regen tikt zachtjes tegen het raam van mijn kleine appartement. Ik ben 67 jaar en voor het eerst in mijn leven voel ik me als een kind dat niet weet waar ze heen moet.
Mijn hele bestaan heb ik geleefd volgens de regels. Als kind was ik braaf, deed wat er van me werd verwacht. Mijn ouders, Jan en Riet, waren harde werkers. Mijn vader werkte bij de spoorwegen, mijn moeder was altijd thuis. ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg,’ zei mijn moeder altijd. En dus deed ik gewoon. Op school haalde ik goede cijfers, ik was nooit lastig. Ik trouwde met Kees toen ik 23 was, kreeg twee kinderen – Marieke en Bas – en werkte als secretaresse op het technasium. Dertig jaar lang dezelfde routine: opstaan, werken, koken, zorgen, slapen. Geen schandalen, geen avonturen.
Maar nu zit ik hier, tegenover mijn dochter, en voel ik een knoop in mijn maag die er al jaren zit maar die ik nooit durfde te benoemen.
‘Mam, je hebt altijd voor ons gezorgd. Je hebt een mooi huis gehad, een lieve man… Wat wil je nou nog meer?’
Ik slik. Kees is drie jaar geleden overleden aan een hartaanval. Sindsdien voelt het huis leeg aan. De stilte is oorverdovend. De kinderen zijn hun eigen leven gaan leiden; Bas woont met zijn gezin in Groningen, Marieke hier in Amersfoort maar altijd druk met haar werk en haar kinderen.
‘Ik weet het niet precies,’ zeg ik zacht. ‘Maar ik weet wel dat ik niet meer wil leven zoals anderen dat van mij verwachten.’
Marieke zucht diep en kijkt weg. ‘Je klinkt als een puber die in opstand komt.’
Misschien ben ik dat ook wel. Een puber in het lichaam van een oude vrouw.
Die avond lig ik wakker in bed. De regen is opgehouden maar in mijn hoofd stormt het nog steeds. Ik denk aan de avonden dat Kees en ik samen op de bank zaten, zwijgend naar de televisie keken. Aan de verjaardagen waarop ik altijd de taart bakte en de koffie schonk, terwijl iedereen praatte over koetjes en kalfjes. Aan de vakanties naar Zeeland, altijd hetzelfde huisje, dezelfde wandelingen over het strand.
Was ik gelukkig? Of was ik gewoon tevreden omdat ik niet beter wist?
De volgende ochtend besluit ik iets te doen wat ik nog nooit heb gedaan: ik schrijf me in voor een schildercursus bij het buurthuis. Mijn handen trillen als ik het formulier invul. Wat als ze me raar vinden? Wat als ik helemaal niet kan schilderen?
De eerste les zit ik tussen vrouwen die allemaal minstens tien jaar jonger zijn dan ik. Ze praten over hun kleinkinderen, hun werk, hun mannen. Ik voel me ongemakkelijk en klein.
‘Jij bent nieuw hè?’ vraagt een vrouw met kort grijs haar. Ze stelt zich voor als Els.
‘Ja,’ zeg ik zacht. ‘Ik… eh… wilde altijd al leren schilderen.’
Els glimlacht warm. ‘Dan ben je hier precies goed.’
Langzaam begin ik te ontdooien. Met elke penseelstreek voel ik iets loskomen wat jarenlang vast heeft gezeten. Ik schilder geen bloemen of landschappen zoals de anderen, maar vlekken en lijnen die nergens op lijken maar voor mij alles betekenen.
Na de les drink ik koffie met Els en twee andere vrouwen. Ze praten openhartig over hun levens: scheidingen, verloren vriendschappen, dromen die nooit zijn uitgekomen. Voor het eerst durf ik ook iets te delen.
‘Ik heb altijd gedaan wat anderen van me verwachtten,’ zeg ik aarzelend. ‘Maar nu… nu weet ik niet meer wie ik zelf ben.’
Els legt haar hand op de mijne. ‘Dat gevoel ken ik maar al te goed.’
Thuisgekomen voel ik me lichter dan in jaren. Maar als Marieke die avond belt om te vragen hoe het was, hoor ik de scepsis in haar stem.
‘Schilderen? Mam, je hebt toch helemaal geen talent daarvoor?’
‘Misschien niet,’ zeg ik rustig. ‘Maar dat maakt me eigenlijk niet uit.’
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Je verandert echt, mam,’ zegt ze uiteindelijk.
‘Ja,’ fluister ik. ‘Eindelijk wel.’
De weken gaan voorbij en langzaam begin ik mezelf terug te vinden in de kleuren en vormen die uit mijn handen komen. Maar niet iedereen begrijpt mijn verandering.
Op een zondagmiddag komt Bas langs met zijn vrouw Linda en hun twee kinderen. Terwijl de kinderen spelen in de woonkamer, vraagt Bas ineens: ‘Mam, wat is er toch met je aan de hand? Je bent zo anders sinds papa er niet meer is.’
Ik kijk hem aan en voel tranen prikken achter mijn ogen.
‘Ik probeer uit te vinden wie ik ben zonder papa… zonder jullie… zonder al die verwachtingen.’
Linda legt haar hand op mijn schouder. ‘Dat is toch alleen maar goed?’
Bas schudt zijn hoofd. ‘Maar mam, je bent 67! Moet je nu nog gaan zoeken naar jezelf?’
‘Misschien wel,’ zeg ik zacht.
Die avond schrijf ik een brief aan mezelf:
Lieve Trees,
Je hebt altijd gedacht dat je gelukkig moest zijn met wat je had. Maar geluk is niet hetzelfde als tevredenheid. Je mag verlangen naar meer, ook al ben je 67.
Ik vouw de brief op en leg hem onder mijn kussen.
Op een dag vraagt Els of ik mee wil naar een expositie in Utrecht. Ik twijfel – Utrecht voelt groot en druk – maar ga toch mee. In het museum raak ik ontroerd door een schilderij van een vrouw die uit het raam kijkt naar een regenachtige straat. Iets in haar blik raakt me diep.
‘Dat ben jij,’ zegt Els zachtjes naast me.
Ik knik en voel tranen over mijn wangen rollen.
Thuisgekomen besluit ik mijn kinderen uit te nodigen voor een etentje bij mij thuis. Ik wil ze vertellen wat er in mij omgaat.
Aan tafel schuifelen ze ongemakkelijk op hun stoelen terwijl ik vertel over mijn zoektocht naar mezelf, over de schilderlessen, over hoe leeg het huis voelde na Kees’ dood.
‘Ik weet dat het moeilijk voor jullie is om me zo te zien veranderen,’ zeg ik tenslotte. ‘Maar dit ben ík nu. En misschien was dit altijd al wie ik was.’
Marieke kijkt me lang aan en zegt dan zacht: ‘Misschien moeten wij ook leren om jou los te laten zoals jij ons hebt losgelaten.’
Bas knikt langzaam en glimlacht voorzichtig.
Na afloop help ik Marieke haar jas aantrekken bij de deur.
‘Mam…’ begint ze aarzelend. ‘Sorry dat ik zo streng voor je was.’
Ik trek haar tegen me aan en fluister: ‘Het is goed lieverd.’
Als iedereen weg is, sta ik alleen in de keuken met de lege borden en kopjes om me heen. Maar voor het eerst voelt alleen zijn niet als verlaten zijn – het voelt als vrijheid.
Soms vraag ik me af: waarom hebben we zoveel tijd nodig om onszelf toe te staan echt te leven? En hoeveel mensen wachten hun hele leven zonder ooit zichzelf te worden?