Op mijn zestigste verjaardag kreeg ik geen theaterkaartjes, maar scheidingspapieren

‘Wat bedoel je hiermee, Kees?’ Mijn stem trilde, terwijl ik de envelop in mijn handen kneep. Mijn vingers waren wit van het knijpen, mijn hart bonsde in mijn borst. Kees keek me niet aan. Zijn ogen dwaalden af naar het raam, waar de regen zachtjes tegen het glas tikte. ‘Het spijt me, Marjan,’ zei hij zacht. ‘Ik… Ik kan zo niet verder.’

Het was mijn zestigste verjaardag. De woonkamer was versierd met slingers en ballonnen, de geur van appeltaart hing nog in de lucht. Onze dochter Sanne had net gebeld om te zeggen dat ze later zou komen met haar vriend, en ik had me verheugd op een rustige avond samen. Maar nu stond ik hier, met een envelop in mijn hand die alles veranderde.

‘Dit is niet eerlijk,’ fluisterde ik. ‘Na veertig jaar… Waarom nu?’

Kees haalde zijn schouders op. ‘We zijn uit elkaar gegroeid, Marjan. Jij weet dat ook.’

Ik wist het niet. Of misschien wilde ik het niet weten. Natuurlijk waren er de laatste jaren spanningen geweest. Kees was stiller geworden, trok zich vaker terug in zijn schuurtje achter in de tuin. Maar ik dacht dat dat gewoon bij ouder worden hoorde. Dat je elkaar soms even met rust moest laten.

‘En Sanne dan? En onze kleinkinderen? Wat moet ik zeggen?’

Kees zuchtte diep. ‘Ze zijn volwassen. Ze begrijpen het vast wel.’

Ik voelde hoe de tranen achter mijn ogen prikten. ‘Ik begrijp het niet, Kees. Ik begrijp er helemaal niets van.’

Hij stond op en liep naar de gang. ‘Ik ga even wandelen,’ zei hij zonder me aan te kijken.

Toen hij de deur achter zich dichttrok, zakte ik op de bank. De stilte in huis was oorverdovend. Ik keek naar de foto’s aan de muur: vakanties in Zeeland, verjaardagen, Sinterklaasavonden met de kinderen. Alles leek ineens zo ver weg.

Mijn gedachten gingen terug naar vroeger, naar hoe we elkaar hadden leren kennen op een feestje van vrienden in Utrecht. Kees had me toen uitgenodigd voor een fietstocht langs de Vecht. We hadden gelachen, gepraat over alles en niets. Hij was altijd zo zorgzaam geweest, zo attent.

De laatste jaren was dat veranderd. Kleine irritaties werden grote ruzies. Hij vond dat ik te veel tijd besteedde aan vrijwilligerswerk in het buurthuis; ik vond dat hij zich te veel terugtrok. Maar ik had nooit gedacht dat het zo zou eindigen.

De bel ging. Sanne stond voor de deur, haar jas nog nat van de regen. ‘Mam! Gefeliciteerd!’ Ze omhelsde me stevig, maar voelde meteen dat er iets mis was.

‘Wat is er?’ vroeg ze bezorgd.

Ik kon niets zeggen. Ik gaf haar alleen de envelop.

Ze las het vluchtig door en haar gezicht vertrok van schrik en ongeloof. ‘Dit meen je niet…’

‘Hij is net weggegaan,’ fluisterde ik.

Sanne ging naast me zitten en pakte mijn hand vast. ‘Hoe kan hij dit nou doen? Op je verjaardag nog wel!’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Misschien is het beter zo,’ zei ik, al geloofde ik er zelf geen woord van.

Die avond kwam Kees niet meer thuis. Sanne bleef bij me slapen; we dronken thee en praatten tot diep in de nacht. Ze vertelde over haar eigen relatieproblemen met Mark, over haar twijfels over het moederschap. Voor het eerst in jaren voelde ik me weer echt verbonden met haar.

De dagen daarna waren een waas van telefoontjes, afspraken met advocaten en gesprekken met familieleden die allemaal hun eigen mening hadden.

Mijn zus Els belde: ‘Je moet vechten voor je huwelijk, Marjan! Veertig jaar gooi je toch niet zomaar weg?’

Mijn broer Henk vond juist dat ik blij moest zijn: ‘Nu kun je eindelijk doen wat je zelf wilt! Ga lekker reizen of een cursus Spaans volgen.’

Maar ik voelde vooral leegte. De stilte in huis was ondraaglijk. Ik miste zelfs Kees’ gemopper over mijn kookkunsten en zijn eindeloze verhalen over zijn volkstuin.

Op een avond zat ik alleen aan tafel toen Kees ineens binnenkwam om wat spullen op te halen.

‘Kunnen we even praten?’ vroeg hij aarzelend.

Ik knikte.

Hij ging tegenover me zitten en keek me eindelijk aan. ‘Het spijt me echt, Marjan. Maar ik voel me al jaren niet meer gelukkig. Ik heb geprobeerd het te veranderen, maar het lukt me niet.’

‘Is er iemand anders?’ vroeg ik zacht.

Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, echt niet. Het ligt aan mij.’

We praatten lang die avond. Over vroeger, over wat we hadden verloren onderweg. Over hoe we elkaar kwijt waren geraakt zonder het te merken.

Toen hij weer vertrok, voelde ik me rustiger dan daarvoor. Misschien was dit inderdaad het einde van iets wat al langer voorbij was.

De maanden daarna probeerde ik mijn leven opnieuw vorm te geven. Ik ging vaker wandelen met buurvrouw Anja, begon met schilderen op woensdagmiddag en vond langzaam mijn eigen ritme terug.

Sanne kwam vaak langs met haar dochtertje Noor. Soms zaten we samen te huilen om alles wat verloren was gegaan; soms konden we zelfs weer lachen om oude herinneringen.

Op een dag belde Kees onverwacht aan. Hij zag er ouder uit dan ooit.

‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij voorzichtig.

‘Beter,’ zei ik eerlijk.

Hij glimlachte flauwtjes. ‘Dat is fijn om te horen.’

We dronken samen koffie en praatten over Noor, over Sanne’s nieuwe baan en over de tuin die nu helemaal verwilderd was zonder zijn zorgzame handen.

Toen hij wegging, voelde ik geen woede meer – alleen verdriet om wat geweest was en dankbaarheid voor wat er nog is: mijn dochter, mijn kleindochter, mijn vrienden.

Soms vraag ik me af: had ik iets anders kunnen doen? Of is dit gewoon hoe het leven loopt? Wat denken jullie – kun je na veertig jaar echt opnieuw beginnen?