Plotseling Besefte Ik: Na de Scheiding Blijf Ik Met Niets Achter. Zelfs De Auto Niet.

‘Dus je zegt dat je het huis wilt houden én de auto?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer krachtig te klinken. Frank kijkt me aan met die kille blik die ik de laatste maanden steeds vaker zie. ‘Het is gewoon eerlijk, Sanne. Jij werkt parttime, ik betaal alles. Bovendien heb jij gezegd dat je niet aan de auto gehecht bent.’

Ik voel hoe mijn maag zich samenknijpt. Heb ik dat echt gezegd? Of bedoelde ik iets anders? In mijn hoofd herhaal ik onze gesprekken van de afgelopen maanden. Hoe vaak heb ik niet luchtig gedaan over geld? Hoe vaak heb ik niet gezegd: ‘Ach, als we ooit uit elkaar gaan, komt het wel goed’? Ik dacht dat we samen waren, dat we samen alles zouden delen. Maar Frank… Frank heeft vooruitgedacht.

Het begon allemaal met kleine dingen. Een rekening die ineens op zijn naam stond. De verzekering van de auto die hij ‘voor het gemak’ overnam. Ik vond het praktisch, niet verdacht. We hadden twee kinderen, een druk leven in Amersfoort, en ik werkte drie dagen per week op de basisschool om er voor Emma en Bram te zijn. Frank werkte als projectmanager bij een groot bouwbedrijf en was vaak laat thuis.

‘Sanne, je moet niet zo dramatisch doen,’ zegt hij nu, terwijl hij zijn armen over elkaar slaat. ‘We kunnen dit netjes regelen.’

Netjes? Ik voel tranen branden achter mijn ogen. ‘Netjes’ betekent voor hem: hij alles, ik niets. Zelfs de auto waarin ik elke ochtend Bram naar voetbal bracht en Emma naar ballet.

Mijn moeder zei altijd: ‘Let op je eigen belangen, meisje.’ Maar ik vond dat wantrouwend klinken. Zo was ik niet opgevoed. In mijn familie deelden we alles, praatten we over alles. Maar Franks familie was anders. Zijn moeder was zakelijk, zijn vader afstandelijk. Ik herinner me nog hoe ongemakkelijk ik me voelde tijdens hun eerste kerstdiner: alles draaide om geld en bezit.

‘Frank, dit is niet eerlijk,’ fluister ik. ‘We hebben samen een leven opgebouwd.’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Jij wilde minder werken. Jij wilde voor de kinderen zorgen.’

‘Omdat jij zei dat het beter was voor het gezin!’ Mijn stem slaat over.

Hij kijkt weg, naar het raam waar de regen tegenaan tikt. ‘Ik wil geen ruzie maken.’

Maar het is al te laat voor geen ruzie meer maken.

Die avond lig ik wakker in bed – ons bed, waar we ooit samen lachten en plannen maakten – en staar naar het plafond. Mijn gedachten razen. Hoe kon ik zo naïef zijn? Had ik niet moeten weten dat Frank altijd alles regelt? Dat hij nooit iets aan het toeval overlaat?

De volgende ochtend probeer ik met hem te praten voordat de kinderen wakker worden.

‘Frank, kunnen we alsjeblieft samen naar een mediator?’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik heb al een advocaat.’

Mijn hart zakt in mijn schoenen. ‘Wanneer heb je die gebeld?’

‘Een paar weken geleden.’

Ik voel me verraden. Al die tijd dat ik dacht dat we nog konden praten, had hij al stappen gezet.

De weken die volgen zijn een waas van afspraken, papieren en eindeloze discussies. Mijn zus Marieke komt vaak langs om me te steunen.

‘Je moet vechten, San,’ zegt ze fel terwijl ze een kop thee voor me neerzet. ‘Laat hem niet zomaar alles afpakken.’

Maar hoe vecht je tegen iemand die altijd drie stappen voor is?

Op een avond hoor ik Emma huilen in haar kamer.

‘Mama, gaan we verhuizen?’

Ik slik en ga naast haar zitten op bed. ‘Misschien wel, lieverd. Maar waar we ook wonen, we zijn samen.’

Ze snikt zachtjes tegen mijn schouder aan.

Bram is stiller dan normaal. Hij zegt niets over de scheiding, maar ik zie hoe hij zich terugtrekt. Op school krijg ik een mail van zijn juf: of alles wel goed gaat thuis.

Ik voel me schuldig tegenover de kinderen. Heb ik dit kunnen voorkomen? Had ik harder moeten zijn? Meer moeten opletten?

Op een dag sta ik bij de Albert Heijn met een boodschappentas vol aanbiedingen – alles moet nu goedkoper – als ik Frank zie staan bij de kassa met zijn nieuwe vriendin, Anouk. Ze lachen samen om iets op hun telefoon.

Mijn hart bonkt in mijn keel. Anouk werkt bij hem op kantoor; ze is jonger dan ik, spontaner misschien ook. Ik voel me oud en versleten naast haar.

Thuis barst ik in tranen uit aan de keukentafel.

‘Waarom doet hij dit?’ vraag ik aan Marieke door de telefoon.

‘Omdat hij altijd krijgt wat hij wil,’ zegt ze bitter.

De advocaat zegt dat ik weinig kans maak op de auto of het huis; alles staat op Franks naam. Mijn spaargeld is bijna op aan juridische kosten en boodschappen.

Op een avond zit Frank tegenover me aan tafel.

‘Sanne, laten we het gewoon afronden. Je kunt bij je zus wonen tot je iets vindt.’

Ik kijk hem aan en zie geen spoor meer van de man op wie ik ooit verliefd werd.

‘En de kinderen dan?’ vraag ik zachtjes.

‘We regelen co-ouderschap,’ zegt hij koel.

De dag dat ik de sleutels van het huis moet inleveren, regent het pijpenstelen. Bram en Emma staan stilletjes naast me terwijl Frank haastig dozen inlaadt in de auto – zijn auto nu officieel.

Ik kijk naar het huis waar we zoveel herinneringen hebben gemaakt: verjaardagen, Sinterklaasavonden, zomerse barbecues in de tuin. Alles wat ooit van ons was, is nu van hem.

Bij Marieke op zolder probeer ik opnieuw te beginnen. Elke ochtend fiets ik met Emma en Bram naar school; geen auto meer om ze te brengen als het regent.

Langzaam bouw ik iets nieuws op: een klein appartementje in een buitenwijk van Amersfoort, een extra dag werken op school, steun van vrienden en familie die me niet laten vallen.

Maar soms, als het stil is in huis en de kinderen bij Frank zijn, vraag ik me af: had ik dit kunnen voorkomen? Had ik beter moeten opletten? Of is vertrouwen altijd een risico?

Wat denken jullie: kun je ooit echt voorbereid zijn op verraad door iemand van wie je houdt?