Scheuren in het Geluk: Mijn Strijd tussen Liefde en Loslaten
‘Waarom kijk je me niet meer aan als je thuiskomt?’ Marieke’s stem trilt, haar vingers friemelen aan de zoom van haar trui. Ik sta in de keuken, de geur van gebrande koffie hangt zwaar in de lucht. Mijn handen klemmen zich om het aanrecht.
‘Ik weet het niet, Marieke,’ zeg ik zacht. ‘Misschien ben ik gewoon moe.’
Maar dat is niet waar. De waarheid is dat ik al maanden niet meer weet wie ik ben als ik naast haar wakker word. Vroeger was er vuur, nu alleen nog as. Ik kijk naar haar, naar de sproeten op haar neus, de rimpeltjes rond haar ogen die ik ooit zo vertederend vond. Nu lijken ze me te verwijten dat ik veranderd ben.
‘Moe?’ Haar stem slaat over. ‘Je bent altijd moe, Daan. Maar je praat niet meer met me. Je bent er niet meer.’
Ik wil iets zeggen, maar mijn keel voelt dichtgeknepen. Buiten trekt een regenbui over Utrecht, de druppels tikken als een klok die aftelt naar iets onvermijdelijks.
Mijn gedachten dwalen af naar vroeger. We ontmoetten elkaar op een feestje van vrienden in de binnenstad. Zij met haar rode jas en die lach die alles verlichtte. We fietsten samen door de grachten, dronken wijn op het balkon van ons eerste appartement. Alles voelde licht toen.
Nu voelt alles zwaar. Mijn werk bij de gemeente slokt me op, maar het is ook een excuus om niet thuis te hoeven zijn. Marieke merkt het, natuurlijk merkt ze het. Ze heeft altijd alles doorgehad.
‘Daan, als er iets is…’
‘Er is niets,’ lieg ik. Maar mijn stem verraadt me.
Die avond lig ik wakker naast haar. Haar ademhaling is onregelmatig; ze doet alsof ze slaapt, maar ik weet dat ze huilt. Ik voel me schuldig, maar ook boos op mezelf omdat ik niet weet hoe ik dit moet oplossen.
De dagen worden weken. We praten steeds minder. Onze gesprekken gaan over boodschappen, de kat, wie de vuilnis buiten zet. Soms denk ik dat we vreemden zijn geworden in ons eigen huis.
Op een zondagmiddag zitten we bij haar ouders in Amersfoort. Haar moeder schenkt koffie in en vraagt opgewekt: ‘En, wanneer komen er kleinkinderen?’
Marieke kijkt me aan, haar ogen smeken om een antwoord dat ik niet kan geven.
‘We zijn er nog niet uit,’ zeg ik snel.
Haar vader bromt: ‘Jullie zijn al tien jaar samen, toch?’
Ik voel de druk op mijn borst toenemen. Marieke zegt niets meer die middag.
Thuis barst de bom.
‘Waarom wil je geen kinderen met mij?’ schreeuwt ze terwijl ze de deur dichtgooit.
‘Omdat… omdat ik niet weet of dit is wat ik wil!’ Mijn stem klinkt hard en vreemd in mijn eigen oren.
Ze zakt op de grond en begint te huilen. ‘Dus het ligt aan mij?’
Ik kniel naast haar, probeer haar hand vast te pakken maar ze trekt zich terug.
‘Nee, het ligt aan mij,’ fluister ik. ‘Ik weet gewoon niet meer wie ik ben in dit leven.’
De weken daarna leven we langs elkaar heen. Ik slaap op de bank, zij in onze slaapkamer. De kat zoekt steeds vaker mijn gezelschap; zelfs hij lijkt te voelen dat er iets mis is.
Op een avond belt mijn zus Anouk.
‘Daan, je klinkt zo anders de laatste tijd. Wat is er aan de hand?’
Ik vertel haar alles. Over de leegte, de twijfel, het schuldgevoel.
‘Misschien moet je even afstand nemen,’ zegt ze voorzichtig. ‘Kom anders een weekendje naar mij in Groningen.’
Ik pak mijn tas en vertrek die vrijdag. De treinreis voelt als ontsnappen, maar ook als falen.
Bij Anouk thuis praten we tot diep in de nacht.
‘Weet je nog hoe gelukkig je was toen je Marieke net kende?’ vraagt ze.
‘Ja,’ zeg ik zacht. ‘Maar mensen veranderen.’
‘Of relaties veranderen,’ zegt Anouk. ‘Maar als je alleen nog blijft uit angst voor wat erna komt… is dat dan eerlijk tegenover jezelf? Of tegenover haar?’
Die woorden blijven hangen als ik terugkeer naar Utrecht.
Thuis tref ik Marieke aan tafel, haar ogen rood van het huilen.
‘We kunnen zo niet doorgaan,’ zegt ze zonder op te kijken.
Ik knik. ‘Ik weet het.’
We praten die nacht tot de zon opkomt. Over onze dromen, onze angsten, alles wat we kwijt zijn geraakt onderweg.
‘Misschien moeten we elkaar loslaten,’ fluistert ze uiteindelijk.
Mijn hart breekt, maar ergens voel ik ook opluchting.
De weken daarna regelen we alles: het huis verkopen, spullen verdelen, vrienden inlichten. Iedereen heeft een mening; sommigen begrijpen het, anderen vinden dat we harder hadden moeten vechten.
Op de dag van mijn vertrek staat Marieke in de deuropening met tranen in haar ogen.
‘Dankjewel voor alles,’ zegt ze zacht.
Ik omhels haar en voel hoe jaren van liefde en pijn zich samenballen in dat ene moment.
Nu woon ik alleen in een klein appartement aan de rand van Utrecht. Soms mis ik haar verschrikkelijk; soms voel ik me vrijer dan ooit.
Was dit de juiste keuze? Of had ik harder moeten vechten voor wat we hadden? Misschien is geluk soms gewoon accepteren dat dingen veranderen – en jezelf toestaan om ook te veranderen.
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen blijven uit angst of vertrekken uit liefde voor jezelf?