Toen ik mijn zoon en zijn vrouw uit huis zette: Schuld, liefde en het moment van breken

‘Mam, je overdrijft weer. Het is maar voor een paar maanden, dat weet je toch?’ Daan’s stem trilt van irritatie terwijl hij zijn jas over de stoel gooit. Sophie kijkt me niet aan, haar blik gefixeerd op haar telefoon. Mijn hart bonkt in mijn borstkas. Ik voel de oude schuld weer opkomen, die knagende stem die zegt dat ik niet genoeg ben geweest als moeder.

‘Jullie zijn hier nu al acht maanden,’ zeg ik zacht, mijn stem nauwelijks hoorbaar boven het getik van de regen tegen het raam. ‘Ik wil jullie helpen, maar ik trek het niet meer. Het huis voelt niet meer als van mij.’

Daan zucht diep. ‘Weet je wat, laat maar. Je snapt het gewoon niet.’

Sophie rolt met haar ogen en loopt de keuken uit. Ik blijf achter in de woonkamer, tussen hun koffers die nooit zijn uitgepakt en de stapel schoenen bij de deur die steeds groter lijkt te worden. Mijn huis, ooit een plek van rust, voelt nu als een station waar mensen komen en gaan zonder ooit echt te vertrekken.

Het begon allemaal toen Daan zijn baan verloor. Hij belde me op een donderdagavond, zijn stem gebroken. ‘Mam, mag ik even bij je logeren? Tot ik weer werk heb?’ Natuurlijk zei ik ja. Ik ben zijn moeder. Maar toen kwam Sophie er ook bij, met haar koffers en haar kat, en ineens was mijn kleine appartement in Utrecht vol.

De eerste weken waren gezellig. We aten samen stamppot, keken naar Wie is de Mol?, lachten om oude foto’s. Maar langzaam veranderde de sfeer. Sophie liet haar was slingeren, Daan kwam steeds later thuis en begon te drinken. Ze betaalden geen huur, want ‘we hebben het al zo moeilijk’. Ik durfde er niets van te zeggen. Altijd dat schuldgevoel: had ik als moeder niet beter moeten zijn? Was ik te streng geweest vroeger? Had ik Daan te weinig liefde gegeven na de scheiding?

Op een avond hoor ik ze fluisteren in de keuken. ‘Ze is zo moeilijk,’ zegt Sophie. ‘Altijd dat gezeur over geld en opruimen.’

‘Laat haar maar,’ antwoordt Daan. ‘Ze doet toch alles voor ons.’

Mijn hart breekt een beetje meer. Ik voel me een indringer in mijn eigen huis.

De dagen worden weken, de weken maanden. Mijn energierekening schiet omhoog, de koelkast is altijd leeg. Ik werk parttime in de bibliotheek en kom thuis in een huis vol lawaai en rommel. Mijn zus Marijke belt: ‘Waarom laat je ze niet gewoon gaan? Je bent geen hotel.’ Maar ik kan het niet. Of beter gezegd: ik durf het niet.

Tot die ene avond. Ik kom thuis van werk en vind Sophie huilend op de bank. ‘Daan is weer dronken,’ snikt ze. ‘Hij heeft tegen me geschreeuwd.’

Ik loop naar Daan’s kamer en zie hem op bed liggen, lege bierblikjes op de grond. ‘Daan, dit kan zo niet langer,’ zeg ik met trillende stem.

Hij kijkt me aan met rode ogen. ‘Wat wil je dan? Dat we op straat gaan slapen?’

‘Nee,’ fluister ik, ‘maar dit is ook geen leven.’

Die nacht slaap ik nauwelijks. Ik draai en woel, hoor hun stemmen door de muur heen. De volgende ochtend kijk ik mezelf aan in de spiegel: wallen onder mijn ogen, grijze haren die ik nooit eerder zag.

Ik weet wat me te doen staat.

Aan het ontbijt schuif ik aan tafel bij Daan en Sophie. Mijn handen trillen als ik begin te praten.

‘Ik hou van jullie,’ zeg ik, ‘maar dit werkt niet meer. Jullie moeten iets anders zoeken.’

Daan’s gezicht vertrekt van woede. ‘Je zet ons gewoon op straat? Je eigen zoon?’

Sophie zegt niets, maar haar blik is ijskoud.

‘Ik kan niet meer,’ fluister ik. ‘Ik heb ook recht op rust.’

De dagen daarna zijn een hel. Daan negeert me, Sophie smijt met deuren. Mijn zus komt langs om me te steunen, maar zelfs zij weet niet wat ze moet zeggen.

Na een week vertrekken ze eindelijk, met veel drama en verwijten. De stilte die achterblijft is oorverdovend.

De eerste dagen huil ik veel. Ik voel me schuldig, leeg, mislukt als moeder. Maar langzaam vult het huis zich weer met licht en lucht. Ik zet bloemen op tafel, maak een wandeling langs de Oudegracht, drink koffie met Marijke zonder me te hoeven haasten.

Op een dag krijg ik een appje van Daan: ‘Het spijt me mam.’ Meer niet.

Ik weet niet of het ooit goedkomt tussen ons. Maar voor het eerst in jaren voel ik ruimte om adem te halen.

Heb ik gefaald als moeder? Of heb ik eindelijk gekozen voor mezelf? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?