Toen ik moest kiezen tussen brood op de plank en mijn dochter: het verhaal van Marieke en Lotte
‘Waarom was je er nooit als ik je nodig had?’ Lotte’s stem trilt, haar ogen priemen in de mijne. Ik voel hoe mijn keel dichtknijpt, maar ik dwing mezelf haar blik niet te ontwijken. De regen tikt tegen het raam van onze kleine flat in Amersfoort. Het is een gewone dinsdagavond, maar alles voelt anders.
‘Lotte, ik…’ Mijn stem breekt. Hoe leg je uit dat je als moeder soms moet kiezen tussen twee kwaden? Dat je elke nacht wakker ligt van schuldgevoel, terwijl je weet dat je geen andere optie had?
Ze draait zich om, haar schouders gespannen. ‘Je koos voor geld. Niet voor mij.’
Ik wil haar vastpakken, zeggen dat het niet waar is, maar mijn handen blijven roerloos op tafel liggen. Mijn gedachten dwalen terug naar die dag, acht jaar geleden, toen ik de knoop doorhakte. Mijn man, Erik, was net vertrokken met een ander. De alimentatie bleef uit, de huur liep op. Ik werkte als caissière bij de Albert Heijn, maar het was niet genoeg. Lotte had nieuwe schoenen nodig, haar fiets was gestolen en de energierekening lag als een dreigend monster op de mat.
Mijn zus Karin zei: ‘Mariek, in Düsseldorf zoeken ze mensen voor in de zorg. Je verdient er dubbel zoveel als hier.’
Ik lachte haar uit. ‘Ik kan Lotte toch niet alleen laten?’
‘Ze is twaalf, geen kind meer. En mam woont om de hoek.’
Maar Lotte was wél nog een kind. Mijn kind.
Toch ging ik. Elke zondagavond nam ik de trein naar Duitsland, elke vrijdagavond kwam ik terug. De eerste weken huilde Lotte aan de telefoon. ‘Mama, wanneer kom je thuis?’
‘Vrijdag lieverd, dan maken we pannenkoeken.’
Maar op vrijdag was ik uitgeput. Soms moest ik overwerken en kwam ik pas zaterdagochtend thuis. Lotte’s ogen werden doffer, haar stem afstandelijker.
‘Je bent altijd moe,’ zei ze eens terwijl ze haar jas aantrok om naar school te gaan.
‘Ik doe dit voor jou,’ fluisterde ik.
‘Dat hoefde niet,’ antwoordde ze.
De jaren gingen voorbij. Mijn moeder paste op, maar werd ziek. Lotte leerde zichzelf koken, haar huiswerk maken, haar verdriet inslikken. Op haar zestiende kreeg ze een vriendje dat ik nooit ontmoette. Ze haalde haar diploma zonder dat ik bij de uitreiking was – ik moest werken.
Nu zit ze tegenover me aan tafel, twintig jaar oud en boos.
‘Weet je nog die keer dat ik ziek was?’ vraagt ze plotseling. ‘Ik had veertig graden koorts en jij was in Duitsland. Oma kon niet komen omdat ze gevallen was. Ik lag alleen in bed en dacht: misschien maakt het niet uit als ik doodga.’
Mijn hart breekt opnieuw, alsof het nooit geheeld is sinds Erik vertrok.
‘Lotte…’
Ze staat op en loopt naar het raam. ‘Waarom heb je me niet gewoon meegenomen? Of iets anders bedacht? Waarom moest ík altijd degene zijn die zich aanpaste?’
Ik weet het antwoord niet. Of misschien wil ik het niet weten.
‘Omdat ik dacht dat dit het beste was,’ zeg ik zacht.
Ze draait zich om, haar ogen nat van tranen die ze niet wil laten zien. ‘Voor wie?’
Ik zwijg.
De stilte tussen ons is zwaarder dan ooit.
Die avond lig ik wakker in bed. Ik hoor Lotte zachtjes huilen in haar kamer. Mijn moederhart schreeuwt om troost te bieden, maar mijn schuldgevoel houdt me tegen.
De volgende ochtend zit Lotte al aan tafel als ik beneden kom. Haar gezicht is gesloten.
‘Ik ga bij papa wonen,’ zegt ze zonder op te kijken.
Het voelt alsof iemand mijn adem afsnijdt.
‘Lotte…’
Ze kijkt me eindelijk aan. ‘Misschien kan hij er wél zijn.’
Ik wil schreeuwen dat hij nooit voor haar gekozen heeft, dat hij ons in de steek liet toen we hem het hardst nodig hadden. Maar ik weet dat het nu niet om hem gaat – het gaat om mij en alles wat ik heb laten liggen.
‘Als dat is wat je wilt…’ fluister ik.
Ze knikt en pakt haar tas.
De dagen daarna zijn leeg en stil. Ik ga naar mijn werk in het verpleeghuis, maak praatjes met bewoners die hun eigen kinderen missen. Soms denk ik: misschien ben ik net als zij geworden – iemand die wacht op bezoek dat nooit komt.
Op een avond belt Karin. ‘Hoe gaat het met je?’
‘Ze is weg,’ zeg ik alleen maar.
Karin zucht diep. ‘Je hebt gedaan wat je kon, Mariek.’
Maar waarom voelt het dan alsof ik alles verkeerd heb gedaan?
Weken later krijg ik een kaartje van Lotte: ‘Mam, ik snap nu pas hoe moeilijk het voor je moet zijn geweest. Maar het doet nog steeds pijn.’
Ik huil om wat verloren is gegaan – tijd die we nooit meer terugkrijgen, woorden die nooit zijn gezegd.
Soms vraag ik me af: Had ik een andere keuze kunnen maken? Of zijn sommige wonden gewoon te diep om ooit nog te helen?