Toen ik zijn foto zag in de groep ‘Absolventen 1986’, stond mijn wereld stil

‘Waarom nu, waarom na al die jaren?’ fluisterde ik tegen mezelf terwijl ik naar het scherm staarde. Mijn vinger trilde boven de muis. De melding knipperde: ‘Je bent uitgenodigd voor de groep: Absolventen 1986’. Ik had nooit gedacht dat zoiets onschuldigs als een Facebookgroep mijn leven zo zou ontwrichten.

‘Mam, kom je? Het eten wordt koud!’ riep mijn dochter Sophie vanuit de keuken. Haar stem klonk ver weg, alsof ze door een dikke mist tot me sprak. Ik klikte op de uitnodiging. Foto’s van klassenfeesten, schoolreisjes naar Texel, lachende gezichten. En toen zag ik hem. Mark van Dijk. Zijn ogen keken me aan vanaf een vergeelde klassenfoto. Mijn hart sloeg over.

‘Mam?’ Sophie stond nu in de deuropening. ‘Gaat het wel?’

‘Ja, lieverd… Ik kom zo.’ Mijn stem was schor. Ik sloot snel het tabblad, maar het beeld van Mark bleef op mijn netvlies gebrand.

Tijdens het eten probeerde ik te luisteren naar het gekibbel tussen Sophie en haar broer Bram over wie de afwas moest doen. Mijn man Erik vertelde over een lastige klant op zijn werk. Maar ik hoorde alleen het bloed in mijn oren suizen. Mark. De naam die ik jaren niet had uitgesproken.

Na het eten vluchtte ik naar boven. Op mijn oude zolder vond ik de schoenendoos met brieven en foto’s uit mijn jeugd. Daar lag zijn brief, vergeeld en gekreukt. ‘Lieve Anna, ik weet dat het niet mag, maar ik hou van je…’

Ik voelde weer die verboden spanning van toen. Mark was de jongen van de andere kant van het spoor, letterlijk en figuurlijk. Mijn ouders wilden niets van hem weten – ‘Die jongen brengt je alleen maar ellende’, zei mijn moeder altijd. Maar Mark was alles wat ik niet mocht willen: wild, vrij, onvoorspelbaar.

Die zomer van 1986 was onze zomer. We fietsten nachtenlang langs de Vecht, deelden stiekem sigaretten en dromen over Parijs. Tot die ene avond dat alles misging.

‘Anna, je vader is woedend! Waar ben je geweest?’ Mijn moeder stond trillend in de gang toen ik thuiskwam. Mark en ik waren betrapt in het park door de buurvrouw. Daarna mocht ik hem nooit meer zien. Mijn ouders dreigden me naar een kostschool te sturen als ik niet luisterde.

Ik brak met Mark. Of eigenlijk: ik liet hem in de steek. Zijn laatste brief heb ik nooit beantwoord.

Nu, zoveel jaren later, was hij terug – althans zijn foto – en alles wat ik had weggestopt kwam boven.

Die nacht lag ik wakker naast Erik, die zachtjes snurkte. Mijn gedachten tolden. Wat als… Wat als ik toen niet had geluisterd? Wat als ik Mark had gekozen?

De volgende ochtend kon ik het niet laten: ik zocht Mark op in de groep. Hij had een bericht geplaatst: ‘Wat leuk om iedereen weer te zien! Wie heeft er zin in een reünie?’

Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik onder zijn bericht klikte: ‘Leuk idee!’ Binnen een minuut kreeg ik een privébericht.

‘Anna? Ben jij dat echt?’

Mijn vingers trilden terwijl ik typte: ‘Ja… lang geleden.’

‘Wil je koffie doen? Gewoon bijpraten?’

Ik twijfelde geen seconde. ‘Ja.’

De dagen tot onze afspraak voelde ik me als zestien: zenuwachtig, opgewonden, schuldig. Erik merkte dat er iets was.

‘Is er iets aan de hand? Je bent zo afwezig de laatste tijd.’

‘Gewoon druk op werk,’ loog ik.

Op zaterdag fietste ik naar het café aan de Vecht waar we vroeger altijd zaten. Mark zat al op het terras, ouder maar nog steeds diezelfde blik in zijn ogen.

‘Anna…’ Hij stond op en omhelsde me ongemakkelijk.

We praatten uren over vroeger, over wat er misging, over onze levens nu. Hij was gescheiden, twee dochters, woonde weer in Utrecht.

‘Waarom heb je nooit meer geschreven?’ vroeg hij zacht.

Ik slikte. ‘Mijn ouders… Ze dreigden me alles af te nemen.’

Hij knikte begrijpend, maar zijn ogen waren droevig.

‘En jij? Ben je gelukkig?’

Ik dacht aan Erik, aan onze routineuze avonden voor de tv, aan de stilte tussen ons die steeds groter leek te worden.

‘Ik weet het niet,’ fluisterde ik eerlijk.

Mark pakte mijn hand. ‘Soms denk ik dat we nog iets onaf hebben.’

Die woorden bleven dagenlang door mijn hoofd spoken. Ik voelde me verscheurd tussen mijn gezin en het verlangen naar wat had kunnen zijn.

Thuis werd de spanning voelbaar. Erik keek me onderzoekend aan.

‘Anna, wat is er toch? Je bent niet jezelf.’

Ik barstte in tranen uit en vertelde alles – over Mark, over vroeger, over hoe leeg ik me soms voelde.

Erik zweeg lang. Toen zei hij: ‘Misschien moet je uitzoeken wat je echt wilt. Maar vergeet niet wat we samen hebben opgebouwd.’

De weken daarna zag ik Mark nog een paar keer. We lachten, huilden, deelden herinneringen en geheimen die niemand anders kende. Maar elke keer als ik thuiskwam voelde ik me schuldig tegenover Erik en de kinderen.

Op een avond zat Sophie naast me op bed.

‘Mam… ben je gelukkig met papa?’ vroeg ze zacht.

Ik keek haar aan en voelde tranen prikken achter mijn ogen.

‘Soms weet ik het niet meer,’ fluisterde ik eerlijk.

Sophie knuffelde me stevig. ‘Je mag ook voor jezelf kiezen, mam.’

Die nacht besloot ik Mark te bellen.

‘Mark… Ik kan dit niet meer. Ik moet kiezen voor mijn gezin – of misschien wel voor mezelf alleen.’

Hij zweeg even aan de andere kant van de lijn.

‘Ik begrijp het, Anna. Maar weet dat je altijd bij mij terecht kunt.’

Het afscheid deed pijn, maar bracht ook rust.

Nu zit ik hier op zolder met die oude brieven in mijn hand en vraag ik me af: hoeveel van ons leven wordt bepaald door keuzes die anderen voor ons maken? En durven we ooit echt te kiezen voor onszelf?