Toen mijn buren mij de waarheid vertelden: De ontrouw van Jeroen

‘Weet je het al, Sophie?’ Anja’s stem trilde terwijl ze haar boodschappentas steviger vastgreep. Haar ogen flitsten onrustig over het portiek, alsof ze bang was dat iemand ons zou horen. Ik voelde mijn hartslag versnellen. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik, mijn stem zachter dan ik wilde.

Ze boog zich naar me toe, haar adem rook naar koffie en mentholsigaretten. ‘Ik zag Jeroen gisterenavond… hij was niet alleen. Hij stond bij het park, met die vrouw van nummer 14. Ze leken wel… tja, intiem.’

Mijn benen werden ineens zwaar, alsof ik in drijfzand stond. Jeroen? Mijn Jeroen? Ik lachte onzeker. ‘Je vergist je vast, Anja. Jeroen werkt altijd laat.’ Maar haar blik bleef hangen, vol medelijden en iets wat ik niet wilde zien: zekerheid.

Die avond zat ik aan de keukentafel, starend naar het patroon van de tegels. Jeroen kwam pas laat thuis, zoals altijd. ‘Drukke dag op kantoor,’ zei hij, terwijl hij zijn jas ophing. Ik keek naar zijn gezicht, zo vertrouwd en toch ineens zo vreemd. ‘Was het gezellig in het park?’ floepte ik eruit.

Hij verstijfde even, maar herstelde zich snel. ‘Wat bedoel je?’

‘Anja zei dat ze je daar zag. Met Linda.’

Hij zuchtte diep, wreef over zijn voorhoofd. ‘Sophie…’

‘Zeg het gewoon, Jeroen! Liever nu dan dat ik mezelf gek maak!’ Mijn stem brak.

Hij keek me aan, zijn ogen waterig. ‘Het is niet wat je denkt.’

‘Wat is het dan?’

Hij zweeg. Het antwoord bleef uit.

De dagen daarna voelde ik me als een figurant in mijn eigen leven. Op het schoolplein keken moeders me aan met blikken vol medelijden of nieuwsgierigheid. Mijn dochtertje Noor vroeg waarom papa en mama zoveel ruzie maakten. Ik loog tegen haar, zoals ik tegen mezelf loog.

Op een avond vond ik een berichtje op zijn telefoon: “Ik mis je.” Van Linda. Mijn handen trilden terwijl ik het las. Toen hij thuiskwam, gooide ik de telefoon op tafel. ‘Hoe lang al?’ vroeg ik.

Hij ging zitten, zijn schouders gebogen. ‘Sinds februari,’ fluisterde hij.

‘Waarom?’

‘Ik weet het niet meer, Sophie. Alles voelde zo… vastgelopen tussen ons.’

Woede borrelde op. ‘En in plaats van met mij te praten, zoek je troost bij een ander?’

Hij knikte zwijgend.

De weken daarna waren een waas van gesprekken, verwijten en stiltes die harder klonken dan woorden. Mijn moeder belde elke dag: ‘Je moet hem eruit zetten! Zo’n man verdient jou niet!’ Maar als ik Jeroen zag met Noor op schoot, twijfelde ik weer.

Op een avond zat ik met mijn zus Marieke op de bank. Zij schonk wijn in en keek me doordringend aan. ‘Sophie, wat wil jij? Niet wat mama wil, niet wat de buren denken. Wat wil jij?’

Ik wist het niet meer. Alles waar ik in geloofde was weggevallen.

Op een regenachtige zaterdag besloot ik Linda op te zoeken. Ze deed open met rode ogen en trillende handen. ‘Waarom?’ vroeg ik haar simpelweg.

Ze huilde zachtjes. ‘Het spijt me zo, Sophie. Het was nooit de bedoeling…’

‘Maar je deed het wel.’

Ze knikte en sloeg haar ogen neer.

Die nacht lag ik wakker naast Jeroen, die inmiddels op de logeerkamer sliep. Ik dacht aan onze eerste ontmoeting op Koningsdag, hoe hij me liet lachen toen mijn fietsband lek was. Aan onze bruiloft in het stadhuis van Utrecht, aan Noor’s eerste stapjes.

Was dit alles nu voorbij?

Op maandagochtend vroeg Jeroen of we konden praten. Hij huilde – voor het eerst sinds jaren – en zei dat hij spijt had, dat hij alles terug wilde draaien.

‘Kun je me ooit vergeven?’ vroeg hij.

Ik keek hem aan en voelde een mengeling van liefde en pijn die bijna ondraaglijk was.

‘Ik weet het niet,’ zei ik eerlijk. ‘Misschien wel. Maar niet nu.’

De maanden daarna gingen we in relatietherapie. Soms leek het alsof we dichter bij elkaar kwamen dan ooit; soms voelde het alsof we vreemden waren in hetzelfde huis.

Noor tekende een plaatje van ons drieën hand in hand. Ze gaf het aan me met een brede glimlach: ‘Kijk mama, wij horen bij elkaar!’

Ik huilde stilletjes terwijl ik haar omhelsde.

Nu, bijna een jaar later, weet ik nog steeds niet of we samen blijven of niet. Maar ik weet wel dat ik sterker ben dan ik dacht – en dat eerlijkheid soms meer pijn doet dan leugens, maar ook meer opluchting brengt.

Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Wat zou jij doen als je in mijn schoenen stond?