Toen Mijn Man Niet Voor Mij Koos: Een Levensverhaal uit Rotterdam
‘Dus… je blijft hier?’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde het niet te laten merken. Mark keek me niet aan. Zijn blik was gericht op het vergeelde behang in de woonkamer van zijn moeder, alsof daar een antwoord stond dat hij zelf niet kon vinden.
‘Mam heeft het nu moeilijk, Sanne. Je weet hoe het is sinds papa er niet meer is…’
Ik voelde mijn hart bonzen in mijn keel. De dozen stonden al in de gang, onze toekomst zat erin verpakt. We zouden vandaag verhuizen naar ons nieuwe appartement in Kralingen, weg uit deze benauwde flat waar zijn moeder altijd over ons heen hing als een schaduw.
‘Mark, we hebben dit samen besloten. Jij wilde dit ook! Of was dat alleen maar om mij rustig te houden?’
Zijn moeder, mevrouw De Vries, kwam de kamer binnen met haar eeuwige zure blik. ‘Hij laat zijn moeder toch niet in de steek? Wat voor zoon zou hij dan zijn?’
Ik voelde me plotseling weer dat meisje van zestien dat voor het eerst bij Mark thuis kwam en zich nooit welkom voelde. Altijd die kille afstand, altijd dat oordeel.
‘Sanne, het is maar tijdelijk,’ probeerde Mark. ‘Tot mam zich beter voelt.’
‘En wanneer is dat dan? Over een week? Een maand? Of als we allebei grijs zijn?’ Mijn stem sloeg over. Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen, maar ik wilde niet huilen waar zij bij was.
Mark zweeg. Zijn moeder keek triomfantelijk naar me, alsof ze een wedstrijd had gewonnen waarvan ik niet eens wist dat ik meedeed.
Die avond sliep ik alleen in het appartement. De stilte was oorverdovend. Ik dacht aan hoe we samen plannen hadden gemaakt; hoe Mark had gelachen toen we de sleutels kregen. Maar nu lag ik daar, omringd door dozen en dromen die ineens zo breekbaar leken.
De dagen erna probeerde ik hem te bellen. Soms nam hij op, meestal niet. Als hij opnam, hoorde ik haar stem op de achtergrond. ‘Mark, vergeet je je moeder niet te helpen met de boodschappen?’ Of: ‘Mark, je weet toch dat ik niet alleen kan zijn.’
Mijn moeder belde me op een avond. ‘Sanne, lieverd… je moet voor jezelf kiezen. Je kunt niet altijd tweede viool spelen.’
Maar hoe doe je dat als je van iemand houdt? Hoe laat je los wat je samen hebt opgebouwd?
Op een zondagmiddag stond Mark ineens voor de deur. Zijn ogen waren rood, zijn schouders hingen slap.
‘Ik weet niet wat ik moet doen,’ zei hij zacht. ‘Mam zegt dat ze me nodig heeft. Maar jij… jij bent mijn vrouw.’
Ik wilde hem omhelzen, hem zeggen dat alles goed zou komen. Maar iets in mij brak.
‘Mark, ik kan niet vechten tegen jouw moeder. Dat is geen strijd die ik kan winnen. Jij moet kiezen.’
Hij keek naar zijn handen. ‘Ik ben bang dat als ik haar nu laat vallen… ze helemaal instort.’
‘En wat gebeurt er met ons?’ vroeg ik. ‘Wat gebeurt er met mij?’
Hij antwoordde niet.
De weken werden maanden. Mark bleef bij zijn moeder wonen. Ik probeerde verder te gaan; ging vaker uit met vriendinnen, zocht afleiding in mijn werk als verpleegkundige in het Erasmus MC. Maar elke avond als ik thuiskwam in het lege appartement voelde ik zijn afwezigheid als een koude tocht door de kamers.
Op een dag kwam mijn schoonzusje Lisa langs. Ze keek me aan met medelijden in haar ogen.
‘Sanne… mam laat hem nooit los. Ze heeft altijd alles bepaald voor Mark. Zelfs toen we klein waren mocht hij niks zonder haar goedkeuring.’
‘Maar hij is volwassen,’ zei ik bitter. ‘Hij is getrouwd.’
Lisa knikte langzaam. ‘Sommige mensen worden nooit echt losgelaten.’
Ik begon te twijfelen aan mezelf. Was ik te veeleisend? Had ik meer begrip moeten tonen? Maar elke keer als ik Mark sprak, voelde ik hoe hij verder van me af dreef.
Op een avond zat ik op het balkon met een glas wijn en keek uit over de stad. De lichten van Rotterdam fonkelden als hoopvolle stipjes in de verte.
Mijn telefoon trilde. Een bericht van Mark: ‘Het spijt me, Sanne. Ik weet niet of ik dit kan.’
Ik huilde die nacht zoals ik nog nooit gehuild had.
De volgende ochtend besloot ik dat het genoeg was geweest. Ik pakte mijn spullen en reed naar mijn ouders in Dordrecht. Mijn moeder sloeg haar armen om me heen en zei niets – soms is stilte het enige wat troost biedt.
Mark en ik spraken elkaar nog af en toe, maar het was alsof er een muur tussen ons stond die niemand kon slopen.
Op een dag kreeg ik een brief van hem:
‘Lieve Sanne,
Ik weet dat ik je pijn heb gedaan. Ik ben opgegroeid met het idee dat zorgen voor mijn moeder het belangrijkste was wat ik kon doen. Maar nu besef ik dat ik jou heb laten vallen. Ik weet niet of je me ooit kunt vergeven.
Mark’
Ik las de brief keer op keer, maar voelde geen woede meer – alleen verdriet om wat had kunnen zijn.
Nu, maanden later, begin ik langzaam mezelf terug te vinden. Ik ga weer uit, lach weer om kleine dingen en durf voorzichtig te dromen over een toekomst zonder Mark.
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je van iemand houden voordat je jezelf kwijtraakt? En wanneer is het tijd om los te laten?
Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen liefde en jezelf?