Toen mijn schoonmoeder zei: ‘Jij neemt de hypotheek.’ – Ik pakte mijn koffers en ging terug naar mijn moeder

‘Dus, we zijn het erover eens? Jij neemt de hypotheek, Sanne.’

De stem van mijn schoonmoeder, Trudy, sneed door de stilte aan de keukentafel. Mijn handen trilden om het theekopje. Mark, mijn man, keek weg, zijn ogen gericht op de muur alsof daar een ontsnappingsroute stond uitgetekend. Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken.

‘Sorry?’ stamelde ik. ‘Hoe bedoel je?’

Trudy zuchtte alsof ik een lastig kind was. ‘Nou, Mark heeft net zijn baan verloren. Jij werkt toch nog bij die tandartspraktijk? Het is logisch dat jij het op je naam zet. Zo doen we dat in deze familie.’

Ik keek naar Mark, zoekend naar steun, maar hij haalde alleen zijn schouders op. ‘Het is maar tijdelijk, Sanne. Tot ik weer werk heb.’

Mijn gedachten tolden. Was dit het leven dat ik me had voorgesteld toen ik op mijn negentiende met Mark trouwde? We waren jong, verliefd, en ik geloofde heilig dat liefde alles zou oplossen. Maar nu, drie jaar later, zaten we met z’n drieën in een krappe flat in Utrecht, waar de muren dunner leken te worden naarmate de spanningen stegen.

Elke ochtend werd ik wakker van Trudy’s gestommel in de keuken. Ze had haar eigen regels: geen schoenen in huis, altijd om zes uur eten, en vooral: haar mening was wet. Mark en ik slopen als schaduwen door het huis, bang om haar humeur te verstoren.

‘Ik wil hier niet over praten nu,’ zei ik zacht.

Trudy snoof. ‘Je moet volwassen worden, Sanne. Dit is geen sprookje.’

Die nacht lag ik wakker naast Mark. Zijn rug naar mij toe, zijn ademhaling zwaar. Ik wilde hem aanraken, hem vragen waarom hij niet voor mij opkwam. Maar ik wist het antwoord al. Mark was altijd al conflictvermijdend geweest; hij liet alles liever over zich heen komen dan dat hij zijn moeder teleurstelde.

De volgende ochtend stond Trudy alweer vroeg in de keuken.

‘Sanne, kun je straks even met me mee naar de bank?’ vroeg ze terwijl ze koffie inschonk.

‘Ik moet werken,’ antwoordde ik kortaf.

‘Je kunt toch wel even vrij nemen? Dit is belangrijker dan die stomme baan.’

Ik voelde iets in mij breken. ‘Nee, Trudy. Ik neem geen vrij voor iets wat ik niet wil.’

Ze keek me aan met die blik die me altijd het gevoel gaf dat ik een indringer was in haar huis, haar familie.

Toen ik die dag op mijn werk zat, kon ik me nergens op concentreren. Mijn collega’s vroegen of alles goed ging, maar ik lachte het weg. Niemand wist hoe benauwd het thuis was geworden.

’s Avonds probeerde ik met Mark te praten.

‘Waarom laat je haar altijd beslissen?’ vroeg ik zacht.

Hij zuchtte diep. ‘Ze bedoelt het goed. Ze wil gewoon zekerheid voor ons allemaal.’

‘Maar wat wil jij?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘We moeten gewoon even doorbijten.’

Ik voelde me alleen. Alsof ik onzichtbaar was geworden in mijn eigen leven.

De dagen daarna werd de sfeer steeds grimmiger. Trudy liet geen kans onbenut om te benadrukken hoe ondankbaar ik was.

‘Vroeger waren vrouwen blij als ze een dak boven hun hoofd hadden,’ zei ze tijdens het eten.

‘Vroeger hadden vrouwen ook geen stem,’ beet ik haar toe.

Mark keek geschrokken op van zijn bord. ‘Doe normaal, Sanne.’

Die avond pakte ik mijn koffers. Ik stopte mijn kleren in een oude reistas en keek nog één keer rond in de kamer die nooit echt van mij was geweest.

Trudy stond in de deuropening toen ik naar buiten liep.

‘Dus je geeft het op?’ vroeg ze kil.

‘Nee,’ antwoordde ik terwijl mijn stem trilde, ‘ik kies eindelijk voor mezelf.’

Mark kwam niet achter me aan. Hij bleef zitten aan de keukentafel, gevangen tussen zijn moeder en zijn angst om alleen te zijn.

Mijn moeder deed open voordat ik kon aanbellen. Ze trok me in haar armen zonder iets te zeggen.

De eerste nacht thuis huilde ik mezelf in slaap. Niet alleen om Mark, maar om alles wat ik had opgegeven voor een liefde die niet genoeg bleek te zijn.

De weken daarna probeerde Mark me te bellen, maar ik nam niet op. Soms zat ik urenlang naar mijn telefoon te staren, hopend dat hij zou zeggen dat hij voor mij koos. Maar diep vanbinnen wist ik dat hij dat nooit zou doen zolang zijn moeder tussen ons in stond.

Langzaam begon ik mezelf terug te vinden. Ik ging vaker wandelen langs de Oudegracht, sprak af met vriendinnen die ik jaren had verwaarloosd. Mijn moeder luisterde naar mijn verhalen zonder oordeel.

Op een dag stond Mark ineens voor de deur.

‘Kunnen we praten?’ vroeg hij schor.

We liepen samen door het park waar we ooit onze eerste zoen deelden.

‘Het spijt me,’ zei hij zacht. ‘Ik weet niet hoe ik zonder haar moet leven.’

Ik knikte alleen maar. ‘En zonder mij?’

Hij zweeg.

Soms denk ik nog aan die keukentafel, aan Trudy’s stem die alles overnam wat van mij had moeten zijn. Ik vraag me af hoeveel vrouwen hun dromen opgeven omdat iemand anders zegt wat logisch is.

Was liefde ooit genoeg geweest als we allebei hadden durven kiezen?

En hoeveel mensen blijven zitten waar ze niet gelukkig zijn – gewoon omdat niemand hen ooit heeft geleerd hoe ze moeten vertrekken?