Toen ze zeiden dat Marloes niet mooi genoeg voor mij was – mijn strijd voor liefde in een wereld vol oordelen
‘Denk je nou echt dat zij bij jou past?’ De stem van mijn moeder galmde nog na in mijn hoofd terwijl ik door de regen over de grauwe stoep van de Van Oldenbarneveltstraat liep. Mijn jas was doorweekt, maar het kon me niets schelen. Alles in mij trilde van woede en verdriet. Hoe kon ze dat zeggen? Hoe kon ze Marloes zo beoordelen, alleen omdat ze niet voldeed aan haar plaatje van schoonheid?
‘Jeroen, luister nou eens…’ had mijn moeder gezegd, haar stem zacht maar doordringend. ‘Je bent een knappe jongen, je hebt gestudeerd, een goede baan. Je verdient iemand die…’
‘Die wat, mam?’ had ik gesnauwd. ‘Die eruitziet als een model? Die op Instagram duizenden likes krijgt?’
Ze had haar blik afgewend, haar handen trillend om haar kopje thee. ‘Ik wil gewoon dat je gelukkig bent.’
‘Dat bén ik! Met Marloes!’
Maar was ik dat echt? Of begon ik te twijfelen omdat iedereen om me heen het deed?
Marloes en ik hadden elkaar ontmoet op een regenachtige zaterdagmiddag in Utrecht, bij de tweedehands boekenmarkt op het Vredenburgplein. Ze stond te bladeren in een vergeeld exemplaar van Harry Mulisch, haar warrige bruine haar half voor haar gezicht. Ik was meteen verkocht. Niet omdat ze eruitzag als iemand uit een tijdschrift, maar omdat ze lachte met haar hele gezicht toen ik vroeg of ze van koffie hield.
We waren nu drie jaar samen. Drie jaar waarin ik me nooit had afgevraagd of ze ‘mooi genoeg’ was. Totdat mijn vrienden begonnen te fluisteren tijdens een barbecue in het Griftpark.
‘Jij kan echt beter krijgen, man,’ had Bas gezegd, terwijl hij zijn blik niet van Marloes’ stevige benen kon afhouden.
‘Ze is wel… apart,’ voegde Sander toe, zijn wenkbrauwen opgetrokken.
Ik lachte het weg, maar die avond lag ik wakker. Ik keek naar Marloes, die zachtjes snurkte naast me, en voelde me schuldig. Waarom liet ik hun woorden binnenkomen?
De weken daarna werd het erger. Mijn zusje Lotte stuurde me een appje: ‘Weet je zeker dat je met haar verder wilt? Ze past niet echt bij je.’
Op verjaardagen voelde ik de blikken. Mijn vader zei niets, maar zijn zwijgen was oorverdovend.
En Marloes? Zij merkte het ook. Ze werd stiller, trok zich terug. Op een avond zat ze aan de keukentafel, haar handen om een mok thee geklemd.
‘Jeroen… vind jij mij mooi?’ vroeg ze zacht.
Mijn hart brak. ‘Natuurlijk vind ik jou mooi! Waarom vraag je dat?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Je vrienden… je familie… Ik voel me soms zo bekeken. Alsof ik niet goed genoeg ben.’
Ik stond op en sloeg mijn armen om haar heen. ‘Jij bent alles voor mij. Echt waar.’
Maar zelfs terwijl ik het zei, voelde ik de twijfel knagen. Niet aan haar – aan mezelf. Waarom verdedigde ik haar niet feller? Waarom liet ik anderen bepalen hoe ik over haar dacht?
Op een dag barstte de bom. We waren uitgenodigd voor het 40-jarig huwelijksfeest van mijn ouders in een zaaltje in Amersfoort. Marloes had zich extra mooi gemaakt: een groene jurk die haar ogen liet stralen, haar haren opgestoken. Maar zodra we binnenkwamen, voelde ik de spanning.
Mijn moeder kwam op ons af, haar lippen stijf op elkaar. ‘Wat zie je er… bijzonder uit, Marloes,’ zei ze.
Marloes glimlachte onzeker. Ik kneep in haar hand.
Tijdens het diner hoorde ik gefluister aan tafel. Mijn tante fluisterde iets tegen mijn oom en keek naar Marloes’ armen.
Na het toetje trok Marloes zich terug naar het toilet. Toen ze terugkwam, waren haar ogen rood.
‘Kunnen we gaan?’ fluisterde ze.
In de auto barstte ze in snikken uit. ‘Ik kan dit niet meer, Jeroen! Ik voel me zo klein bij jouw familie. Alsof ik steeds moet bewijzen dat ik erbij hoor.’
Ik voelde woede opborrelen – op mijn familie, op mezelf. ‘Het spijt me zo,’ zei ik zacht.
Thuis zat ik urenlang naar het plafond te staren. Was dit wat liefde moest zijn? Een strijd tegen de mensen die je het meest vertrouwt?
De volgende dag besloot ik dat het genoeg was. Ik belde mijn moeder.
‘Mam, we moeten praten.’
Ze zuchtte aan de andere kant van de lijn. ‘Jeroen…’
‘Nee, luister nou eens naar míj! Ik hou van Marloes. En als jullie dat niet kunnen accepteren, dan weet ik niet of ik nog wel deel wil uitmaken van deze familie.’
Het bleef even stil.
‘Je overdrijft,’ zei ze uiteindelijk.
‘Nee, mam. Jullie maken haar kapot met jullie blikken en opmerkingen.’
Ze huilde zachtjes aan de andere kant van de lijn. ‘Ik ben gewoon bang dat je ongelukkig wordt.’
‘Dat ben ik pas als jullie zo blijven doen.’
Het gesprek bleef hangen in mijn hoofd terwijl de dagen verstreken. Marloes probeerde zich groot te houden, maar ik zag hoe ze worstelde met onzekerheid.
Op een avond kwam ze thuis van haar werk – ze werkt als verpleegkundige in het UMC Utrecht – en liet zich uitgeput op de bank vallen.
‘Het was weer zo’n dag,’ zuchtte ze. ‘Een patiënt vroeg of ik zwanger was… gewoon omdat ik wat voller ben.’
Ik voelde woede opborrelen. ‘Mensen zijn zo hard…’
Ze glimlachte flauwtjes. ‘Ik probeer het me niet aan te trekken.’
Maar ik zag de pijn in haar ogen.
Op een zondag besloten we naar Zandvoort te gaan, even uitwaaien aan zee. We liepen hand in hand over het strand, de wind trok aan onze jassen.
‘Weet je,’ zei Marloes ineens, ‘misschien moet jij iemand zoeken die wél past bij jouw familie.’
Ik bleef staan en draaide haar naar me toe. ‘Nee! Jij bent degene met wie ik oud wil worden. Met wie ik wil lachen en huilen en ruzie maken over wie er koffie zet.’
Ze lachte door haar tranen heen.
‘Dan moeten we samen sterker zijn dan hun oordelen,’ zei ze zacht.
Vanaf dat moment besloten we ons eigen pad te kiezen. We gingen minder vaak naar familiefeesten, kozen onze vrienden zorgvuldig uit en bouwden ons eigen leven op in ons kleine appartement in Lombok.
Langzaam veranderde er iets. Mijn moeder begon Marloes uit te nodigen voor een kopje koffie – zonder mij erbij. Mijn zusje bood haar excuses aan voor haar opmerkingen.
Het ging niet vanzelf – er waren nog steeds moeilijke momenten, blikken die pijn deden, opmerkingen die bleven hangen.
Maar onze liefde werd sterker dan ooit.
Nu, vijf jaar later, zitten we samen op de bank met onze dochter Noor tussen ons in. Soms denk ik terug aan die tijd vol oordelen en pijn.
Was het allemaal nodig geweest? Waarom zijn mensen zo hard voor wie anders is? En hoe vaak laten we ons geluk bepalen door de meningen van anderen?
Misschien is dat wel de grootste les: dat liefde pas echt groeit als je durft te kiezen voor elkaar – tegen alle verwachtingen in.
Wat zouden jullie doen? Zou je vechten voor je liefde als iedereen tegen je is?