Totdat Ze Hem Verlaat, Krijgt Ze Geen Cent Meer van Ons: Mijn Moeilijkste Keuze als Moeder

‘Tot hier en niet verder, Sophie!’ Mijn stem trilt terwijl ik het zeg. Mijn dochter kijkt me aan met die grote, blauwe ogen die ze als kind al had. Ogen vol hoop, maar nu ook vol wanhoop. ‘Mam, ik weet niet meer wat ik moet doen. Ik kan het niet alleen, maar ik kan hem ook niet zomaar laten vallen.’

Het is een regenachtige dinsdagavond in Amersfoort. De geur van nat asfalt dringt door het open raam. Mijn man, Kees, zit zwijgend aan de eettafel, zijn handen gevouwen alsof hij bidt. Maar bidden doet hij al lang niet meer, niet sinds alles zo ingewikkeld werd tussen ons en onze dochter.

Sophie is 29, moeder van twee prachtige kinderen: Lotte van vier en Bram van zes maanden. Haar man, Jeroen, was ooit de jongen die haar liet lachen tot ze buikpijn kreeg. Maar nu? Nu is hij een schim van zichzelf. Sinds hij zijn baan bij de gemeente verloor, werkt hij af en toe als pakketbezorger of schildert hij een schutting voor een buurman. Maar vaste inkomsten? Die zijn er niet meer.

‘Waarom blijf je bij hem?’ vraag ik zachter. ‘Je verdient zoveel beter, Sophie. Je werkt je kapot en hij… hij doet niets!’

Ze slaat haar ogen neer. ‘Mam, hij probeert het echt wel. Maar het lukt gewoon niet. En ik kan hem toch niet zomaar laten vallen? We hebben samen kinderen.’

Kees schraapt zijn keel. ‘Sophie, luister naar je moeder. We willen je helpen, maar zo kan het niet langer. Je hebt recht op geluk. En op rust.’

Ik voel mijn hart breken terwijl ik het zeg: ‘Totdat je hem verlaat, kunnen we je niet meer financieel steunen. We willen niet dat je in deze situatie blijft hangen omdat wij de boel draaiende houden.’

De stilte die volgt is ondraaglijk. Sophie’s lip trilt. ‘Dus jullie kiezen voor geld boven mij?’

‘Nee,’ fluister ik. ‘We kiezen voor jou. Maar niet voor dit leven waarin jij alles moet dragen.’

Die nacht slaap ik nauwelijks. Kees draait zich telkens om en zucht diep. ‘Misschien zijn we te hard,’ zegt hij in het donker.

‘Misschien,’ antwoord ik, ‘maar als we niets doen, verandert er nooit iets.’

De dagen daarna hoor ik niets van Sophie. Mijn telefoon blijft stil. Ik probeer mezelf wijs te maken dat ze tijd nodig heeft, maar de waarheid is dat ik doodsbang ben dat ik haar voorgoed kwijt ben.

Op vrijdagmiddag sta ik in de supermarkt als ik haar zie staan bij de kassa, met Lotte op haar heup en Bram in de kinderwagen. Ze ziet er moe uit, ouder dan haar jaren.

‘Mam…’ Haar stem breekt als ze me ziet.

Ik trek haar in mijn armen. ‘Het spijt me zo, lieverd.’

Ze snikt zachtjes tegen mijn schouder. ‘Ik weet gewoon niet meer wat goed is.’

We gaan samen naar huis en drinken thee aan de keukentafel waar zoveel gelachen en gehuild is. ‘Jeroen zegt dat hij zich schaamt,’ fluistert Sophie. ‘Dat hij zich een mislukkeling voelt omdat hij jullie hulp nodig heeft.’

‘En jij dan?’ vraag ik zachtjes. ‘Hoe voel jij je?’

Ze haalt haar schouders op. ‘Alsof ik faal als moeder én als vrouw.’

Kees komt binnen en legt zijn hand op haar schouder. ‘Je faalt niet, Sophie. Je bent sterker dan je denkt.’

De weken verstrijken. Sophie probeert het vol te houden zonder onze hulp, maar ik zie hoe zwaar het haar valt. Ze verkoopt haar fiets om boodschappen te kunnen doen en belt me soms huilend op omdat Bram ziek is en ze geen geld heeft voor de dokter.

Op een avond belt Jeroen me op. Zijn stem klinkt gebroken: ‘Mevrouw van Dijk… Marleen… Ik weet dat u boos op me bent. Maar ik hou van Sophie en de kinderen. Ik weet gewoon niet meer hoe ik dit moet oplossen.’

Ik slik mijn trots in en zeg: ‘Jeroen, misschien moet je hulp zoeken. Niet alleen voor werk, maar ook voor jezelf.’

Hij huilt aan de andere kant van de lijn.

Twee maanden later komt Sophie langs met een besluit: ‘Mam, pap… Ik heb met Jeroen gepraat. Hij gaat hulp zoeken bij een coach via de gemeente en ik ga parttime werken zodra mijn verlof voorbij is. We willen het samen proberen, maar wel anders dan eerst.’

Kees knikt langzaam. ‘Dat klinkt als een begin.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen – van opluchting, maar ook van verdriet om alles wat kapot is gegaan.

Sophie pakt mijn hand vast. ‘Ik snap nu waarom jullie deden wat jullie deden. Maar het deed pijn, mam… Het deed echt pijn.’

‘Het deed mij ook pijn,’ fluister ik terug.

Soms vraag ik me af of ik het juiste heb gedaan – of liefde soms betekent dat je iemand moet laten vallen om haar te laten vliegen.

Wat zouden jullie doen? Is er ooit een goed moment om je kind los te laten? Of is dat juist het moeilijkste wat er is?