Tranen van Onbegrip: ‘Ik Kan Niet Meer Leven in Deze Chaos. Jij Zou Dit Huis Toch Leiden?’
‘Ik kan niet meer leven in deze chaos! Jij zou dit huis toch leiden, Eva? Je hebt alles gekregen wat je wilde, maar dankbaarheid? Geen spoor!’
De stem van mijn moeder, Marijke, galmt nog na in de gang terwijl ze met een klap de voordeur achter zich dichttrekt. Mijn handen trillen als ik de koffiekopjes opruim die ze net nog woedend op het aanrecht heeft gezet. De geur van vers gezette koffie mengt zich met de bittere nasmaak van haar woorden. Ik kijk naar de klok; het is pas half negen ’s ochtends, maar het voelt alsof de dag al verloren is.
‘Waarom moet alles altijd op jouw manier?’ had ik haar gevraagd, mijn stem hoger dan ik wilde. ‘Ik ben dertig, mam. Ik kan zelf beslissingen nemen.’
‘Beslissingen?’ Haar ogen schoten vuur. ‘Jij weet niet eens hoe je een was draait zonder dat ik het je uitleg! Je vader en ik hebben alles voor je gedaan, en dit is wat we terugkrijgen?’
Mijn vader, Kees, zat zwijgend aan de keukentafel, zijn blik op de krant gericht, alsof hij hoopte dat het drama vanzelf zou verdwijnen als hij maar hard genoeg negeerde wat er gebeurde. Maar zo werkt het niet in ons huis. In ons huis wordt alles onder het tapijt geveegd tot het tapijt bol staat van de geheimen en niemand er meer overheen kan lopen zonder te struikelen.
Als kind in Amersfoort had ik alles wat mijn hartje begeerde: een kamer vol boeken, een fiets met versnellingen, zomers aan het Veluwemeer. Mijn vriendinnen waren jaloers op mijn merkkleding en de nieuwste gadgets. Maar Vivian, mijn klasgenootje met haar warrige haar en tweedehands jasjes, zei ooit: ‘Ik ben niet jaloers op jou. Met zulke ouders lijkt het me vreselijk. Alles wordt voor je beslist.’
Toen lachte ik haar uit. Maar nu snap ik wat ze bedoelde.
Mijn moeder was de koningin van controle. Ze bepaalde mijn schoolkeuze (‘Het Amersfoorts Lyceum is beter voor je toekomst’), mijn vrienden (‘Die Sanne is te vrijpostig’), zelfs mijn hobby’s (‘Piano is cultureel verantwoord’). Elke stap werd begeleid door haar goedkeuring of afkeuring. Mijn vader volgde haar stilzwijgend, zijn eigen dromen lang geleden opgegeven.
Op mijn achttiende dacht ik dat ik zou ontsnappen. Ik ging studeren in Utrecht – psychologie, want dat vond mama verstandig – maar elk weekend stond ze op het station om me op te halen. ‘Je wasmachine is vast weer stuk,’ zei ze dan, terwijl ze mijn vuile was inspecteerde en mijn koelkast vulde met zelfgemaakte soep.
Nu woon ik weer thuis. Na een burn-out vorig jaar – veroorzaakt door een baan die ik niet wilde maar waar mama trots op was – ben ik teruggekeerd naar het ouderlijk huis. ‘Tijd om te herstellen,’ zei mijn moeder. Maar herstellen betekent hier vooral: opnieuw onder haar vleugels kruipen.
De afgelopen maanden probeerde ik grenzen te stellen. Ik wilde zelf koken (‘Nee mam, geen stamppot vanavond’), zelf boodschappen doen (‘Ik weet heus wel waar de Albert Heijn is’), zelfs zelf beslissen wanneer ik naar bed ga (‘Ik ben geen kind meer!’). Maar elke poging eindigde in ruzie.
Gisteravond escaleerde het. Mijn moeder vond een sollicitatiebrief die ik had geschreven – voor een baan als creatief schrijver bij een klein uitgeverijtje in Zwolle. ‘Wat moet je daar nou mee?’ riep ze uit. ‘Je hebt psychologie gestudeerd! Je hoort mensen te helpen, niet verhaaltjes te schrijven.’
‘Maar dit wil ík,’ zei ik zachtjes.
‘Jij weet niet wat goed voor je is,’ siste ze.
En nu is ze weg. Voor het eerst in mijn leven is het huis stil zonder haar aanwezigheid die alles vult en verstikt.
Mijn vader schuifelt de keuken in. ‘Ze bedoelt het goed, Eva,’ zegt hij voorzichtig.
‘Maar goedbedoeld is niet altijd goed,’ antwoord ik, mijn stem breekbaar.
Hij knikt, maar zegt niets meer. Hij weet dat hij geen partij mag kiezen.
Ik loop naar boven, naar mijn oude kamer die nog steeds ruikt naar lavendelzakjes en kinderlijke dromen. Op mijn bureau ligt de sollicitatiebrief. Mijn handen beven als ik hem opnieuw lees. Waarom durf ik niet gewoon te kiezen voor mezelf? Waarom voelt elke stap weg van haar als verraad?
’s Avonds komt mijn moeder thuis. Haar ogen zijn rood van het huilen.
‘Eva…’ begint ze aarzelend.
‘Mam, ik wil niet meer zo leven,’ fluister ik. ‘Ik wil mezelf zijn.’
Ze kijkt me aan alsof ze me voor het eerst ziet. ‘En wie ben jij dan?’ vraagt ze zacht.
Die vraag blijft hangen tussen ons in, zwaarder dan alle verwijten bij elkaar.
We praten die nacht tot diep in de ochtend. Over haar angsten – dat ze mij kwijtraakt zoals haar eigen moeder haar ooit verloor aan depressie. Over mijn verlangen naar vrijheid en vertrouwen.
Het is geen sprookjeseinde. De volgende dag ruziën we weer over iets kleins: wie de vaatwasser uitruimt. Maar er is iets veranderd; een klein kiertje licht tussen ons in.
Soms vraag ik me af: hoeveel van wie ik ben is echt van mij? En hoeveel is gevormd door haar liefde – en haar angst? Kun je ooit helemaal loskomen van waar je vandaan komt?
Wat denken jullie: hoe vind je jezelf terug als je altijd voor een ander hebt geleefd?