Tussen Hoop en Onbegrip: Hoe Ik Mijn Dochter en Haar Man Probeerde te Helpen
‘Waarom zeg je nooit dankjewel, Marieke?’ Mijn stem trilt, ik hoor het zelf. De stilte in de keuken is zo zwaar dat zelfs de klok aan de muur lijkt te aarzelen voor hij verder tikt. Marieke kijkt niet op van haar mok thee. Tom, haar man, schuift ongemakkelijk op zijn stoel. Mijn vrouw Els staat bij het aanrecht, haar handen stevig om een theedoek geklemd.
Het is alweer de derde keer deze maand dat ze bij ons eten. Sinds Tom zijn baan verloor bij het distributiecentrum in Utrecht en Marieke haar contract niet verlengd zag worden bij de kinderopvang, is alles anders. Ze wonen nu in een klein appartementje in Kanaleneiland, waar de muren dun zijn en de buren luid. Ze komen vaak bij ons, soms met een lege boodschappentas die Els stiekem vult met pasta, rijst en wat verse groenten uit onze moestuin.
‘Pap, het is niet zo simpel,’ zegt Marieke zacht. Haar ogen zijn rood van het huilen, of misschien van het slaapgebrek. ‘We willen niet afhankelijk zijn.’
Tom kijkt me eindelijk aan. ‘We waarderen het echt, meneer Van Dijk. Maar het voelt… ongemakkelijk.’
Ik zucht diep. ‘Jullie zijn mijn kinderen. Wat moet ik dan doen? Toekijken hoe jullie verzuipen?’
Els draait zich om, haar gezicht gespannen. ‘Misschien moeten we allemaal even rustig blijven.’
Maar ik kan niet rustig blijven. Ik zie hoe mijn dochter lijdt, hoe Tom zijn trots probeert te bewaren terwijl hij de huur nauwelijks kan betalen. En ik voel me machteloos, want alles wat ik doe lijkt verkeerd te vallen.
De weken slepen zich voort. Soms hoor ik Els zachtjes huilen in bed. ‘Ik mis haar zoals ze vroeger was,’ fluistert ze dan. ‘Vrolijk, open… Nu lijkt ze altijd op haar hoede.’
Op een zondagmiddag, als de regen tegen de ramen slaat, belt Marieke onverwacht aan. Alleen. Haar ogen zijn dof, haar jas nat.
‘Mag ik even binnenkomen?’ vraagt ze.
Ik knik en maak thee. Ze zegt eerst niets, kijkt naar haar handen.
‘Tom en ik hebben ruzie gehad,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Over geld. Over alles eigenlijk.’
Ik voel een steek van schuld. Hebben wij dit veroorzaakt door te helpen? Of juist door niet genoeg te helpen?
‘Wil je erover praten?’ vraag ik voorzichtig.
Ze haalt haar schouders op. ‘Hij vindt dat we te veel bij jullie aankloppen. Dat hij faalt als man.’
Ik knik langzaam. ‘Het is niet makkelijk voor hem.’
‘Voor mij ook niet,’ zegt ze fel. ‘Ik voel me schuldig als ik jullie zie geven, maar ook als ik niks vraag.’
Els komt erbij zitten en pakt haar hand vast. ‘Liefje, we willen alleen maar dat jullie gelukkig zijn.’
Marieke snikt zachtjes. ‘Ik weet het niet meer, mam.’
De dagen daarna probeer ik afstand te houden. Ik bel minder vaak, stuur geen geld meer over zonder overleg. Maar het knaagt aan me: ben ik nu een slechte vader omdat ik loslaat?
Op een avond belt Tom aan. Hij staat op de stoep met een bosje bloemen en een nerveuze glimlach.
‘Mag ik even binnenkomen?’ vraagt hij.
We drinken koffie aan de keukentafel. Tom kijkt me recht aan.
‘Meneer Van Dijk… Jan… Ik wil u bedanken voor alles wat u voor ons gedaan heeft. Ik heb het misschien niet altijd laten merken, maar het betekent veel voor me.’
Ik voel mijn keel dichtknijpen. ‘Je hoeft me niet te bedanken, Tom. Maar het doet me goed om te horen.’
Hij knikt en kijkt naar zijn handen. ‘Marieke en ik gaan relatietherapie proberen. En ik heb een tijdelijke baan gevonden bij een fietsenmaker.’
Ik glimlach voorzichtig. ‘Dat is goed nieuws.’
‘We willen proberen het zelf te doen,’ zegt hij zacht.
Als hij weg is, blijf ik nog lang aan de keukentafel zitten. De stilte voelt anders nu – minder zwaar, maar nog steeds vol vragen.
Maanden gaan voorbij. Marieke en Tom komen minder vaak langs, maar als ze komen is er meer luchtigheid, meer grapjes aan tafel. Soms brengen ze zelf iets mee: een appeltaart, bloemen uit het park.
Op een dag krijg ik een kaartje in de bus: ‘Dankjewel voor alles, pap en mam. Zonder jullie hadden we dit niet gered.’
Ik lees het hardop voor aan Els, die glimlacht met tranen in haar ogen.
En toch blijft er iets knagen: Hebben we het goed gedaan? Wanneer help je genoeg – of juist te veel? Is liefde soms loslaten? Of juist vasthouden?
Misschien weten jullie het antwoord beter dan ik…