Tussen Liefde en Loyaliteit: Mijn Verhaal over Familie, Ziekte en Verraad
‘Je overdrijft, Eva. Mam heeft gewoon iemand nodig die haar boodschappen doet, meer niet.’
De woorden van mijn broer Mark galmen nog na in mijn hoofd terwijl ik met trillende handen de afwas doe. Het is een regenachtige donderdagavond in Utrecht en het huis ruikt naar soep en medicijnen. Mam ligt op de bank, haar ademhaling zwaar, haar ogen dof van vermoeidheid. Ik kijk naar haar magere handen en voel een steek van verdriet. Hoe kan Mark zo kil zijn?
‘Mark, ze kan amper lopen! Ze vergeet haar medicijnen, ze vergeet zelfs te eten!’ had ik hem vorige week nog toegeschreeuwd aan de telefoon. Hij had gezucht, alsof ik hem lastigviel met een kleinigheid. ‘Ik heb ook een leven, Eva. Ik kan niet alles laten vallen voor haar.’
Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord. Mam ook niet. Ze wil het niet eens meer over hem hebben. ‘Laat hem maar,’ zegt ze dan zachtjes, terwijl ze naar buiten staart. Maar ik zie de pijn in haar ogen. Ze mist hem, ondanks alles.
Ik ben boos op Mark. Boos omdat hij ons in de steek laat, boos omdat hij alleen maar aan zichzelf denkt. Maar diep vanbinnen ben ik ook bang. Bang dat ik het niet volhoud, dat ik fouten maak, dat mam iets overkomt als ik even niet oplet.
De zorg voor haar slokt me op. Mijn werk als docent Nederlands op de middelbare school heb ik op halve kracht gezet. Mijn vrienden zie ik nauwelijks nog. Mijn vriend Daan probeert me te steunen, maar zelfs hij begrijpt niet altijd hoe zwaar het is.
‘Waarom vraag je Mark niet gewoon om hulp?’ vroeg Daan laatst voorzichtig.
‘Omdat hij niet wil! Hij wil mam’s appartement verkopen en haar in een verzorgingshuis stoppen. Alsof ze een last is die je zomaar wegdoet!’
Daan zuchtte. ‘Misschien heeft hij het ook moeilijk met de situatie.’
Maar dat wil ik niet horen. Ik wil dat Mark zijn verantwoordelijkheid neemt. Dat hij ziet hoeveel pijn hij ons doet.
De dagen rijgen zich aaneen. Mam wordt zwakker. Soms denk ik dat ze op Mark wacht, dat ze hoopt dat hij toch nog langskomt. Maar elke keer als de bel gaat en het is niet Mark, zie ik haar schouders zakken.
Op een avond zit ik met mam aan tafel. Ze prikt wat in haar eten.
‘Eva,’ zegt ze ineens zacht, ‘misschien moet je Mark toch bellen.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Waarom? Hij wil alleen maar geld zien.’
Ze kijkt me aan met die zachte blik die ze altijd had als ik als kind boos was op Mark. ‘Hij blijft je broer.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Maar mam… hij laat ons gewoon zitten.’
Ze legt haar hand op de mijne. ‘Soms doen mensen pijn uit angst of onmacht. Niet alleen uit onverschilligheid.’
Die nacht lig ik wakker. Ik denk aan vroeger, aan hoe Mark en ik samen hutten bouwden in het park, hoe we samen lachten om mam’s rare dansjes in de keuken. Wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt?
De volgende dag krijg ik een brief van de woningcorporatie: er is een aanvraag gedaan om het appartement te verkopen. Mijn hart slaat over. Mark heeft het dus toch geprobeerd, zonder ons iets te zeggen.
Woedend bel ik hem op.
‘Mark! Hoe durf je? Mam woont hier nog! Je kunt haar huis niet zomaar verkopen!’
Aan de andere kant blijft het even stil.
‘Eva… Ik weet niet wat ik moet doen,’ zegt hij dan zachtjes. ‘Ik kan dit niet. Ik kan haar niet zien aftakelen zoals papa.’
Zijn stem breekt en ineens hoor ik iets wat ik lang niet heb gehoord: verdriet.
‘Mark…’
‘Ik ben bang, Eva. Elke keer als ik eraan denk om langs te gaan, krijg ik paniek. Ik weet niet hoe jij het doet.’
Mijn woede zakt weg en maakt plaats voor iets anders: medelijden? Begrip?
‘Je hoeft het niet alleen te doen,’ zeg ik zachtjes.
‘Maar jij doet alles alleen.’
‘Omdat jij wegloopt.’
Hij huilt nu echt en ik weet niet wat ik moet zeggen.
Die avond vertel ik mam over het gesprek.
Ze glimlacht flauwtjes. ‘Zie je wel? Iedereen draagt zijn eigen pijn.’
Langzaam begin ik te begrijpen dat Mark’s afstand geen onverschilligheid is, maar angst en onmacht. Maar betekent dat dat alles vergeven is? Kan ik hem weer toelaten in ons leven na alles wat er gebeurd is?
De weken daarna proberen we voorzichtig contact te houden. Mark komt af en toe langs, altijd nerveus, altijd op zijn hoede. Mam fleurt op als hij er is, maar tussen ons blijft het ongemakkelijk.
Op een dag zit ik alleen in de woonkamer nadat mam naar bed is gegaan. Ik kijk naar oude foto’s van ons gezin: lachende gezichten, zonovergoten vakanties aan de Nederlandse kust, papa die mam omhelst.
Waar ging het mis? Is familie iets waar je altijd voor moet blijven vechten, ook als het pijn doet? Of mag je soms loslaten?
Ik weet het niet zeker. Maar misschien is dat wel wat familie betekent: blijven proberen, zelfs als je hart breekt.
Wat zouden jullie doen? Is vergeving mogelijk na zo’n verraad? Of zijn sommige wonden te diep om ooit echt te helen?