Tussen Liefde en Onbegrip: Mijn Strijd als Grootmoeder

‘Marijke, bemoei je er nou niet steeds mee!’ De stem van mijn schoondochter Sanne snijdt door de woonkamer als een mes. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik kijk naar Louis en Cora, mijn kleinkinderen, die gillend door het huis rennen terwijl de Lego-blokken over de vloer vliegen. Mijn zoon, Jeroen, zit zwijgend aan de keukentafel, zijn blik gevangen in zijn telefoon.

‘Maar Sanne, ze maken alles kapot! Kunnen ze niet gewoon even rustig spelen?’ probeer ik zachtjes. Mijn stem trilt, maar ik probeer kalm te blijven. Sanne zucht overdreven en rolt met haar ogen. ‘Laat ze nou gewoon kind zijn, Marijke. Ze zitten al de hele week op school. Thuis mogen ze zichzelf zijn.’

Ik voel me machteloos. Elke keer als ik op bezoek kom, hoop ik op een gezellige middag met mijn kleinkinderen. Maar het huis is altijd een chaos. De kinderen schreeuwen, gooien met speelgoed en luisteren nergens naar. Als ik probeer grenzen te stellen, krijg ik steevast te horen: ‘Van mama mag het wel!’

Ik weet dat ik niet hun moeder ben. Maar ik ben hun oma, en ik wil dat ze leren wat respect is – voor spullen, voor elkaar, voor volwassenen. Vroeger was dat vanzelfsprekend. Mijn eigen kinderen wisten precies waar de grenzen lagen. Maar nu lijkt alles anders.

‘Jeroen,’ fluister ik als Sanne even naar boven loopt om de was op te hangen. ‘Vind jij het ook niet een beetje… veel?’

Hij kijkt me nauwelijks aan. ‘Mam, het is gewoon een andere tijd. Laat het nou los.’

Maar ik kan het niet loslaten. Niet als ik zie hoe Louis zijn zusje duwt omdat hij de iPad wil hebben. Niet als Cora met haar vieze schoenen op de bank springt terwijl Sanne toekijkt en lacht.

De spanning tussen mij en Sanne groeit met elke ontmoeting. Soms voel ik me een indringer in hun huis, alsof ik op eieren loop. Toch blijf ik komen – voor de kinderen, omdat ik van ze hou.

Op een dag barst de bom. Het is zondagmiddag en we zitten aan tafel voor de lunch. Louis weigert zijn boterham op te eten en smijt hem op de grond. ‘Dat ruimt oma wel op!’ roept hij brutaal.

Mijn gezicht wordt rood van schaamte én woede. ‘Louis! Zo praat je niet tegen oma!’ zeg ik streng.

Sanne springt meteen in de bres: ‘Hij bedoelt het niet zo, Marijke. Je hoeft niet zo streng te doen.’

‘Maar dit kan toch niet!’ roep ik uit. ‘Een beetje respect mag wel!’

Jeroen kijkt ongemakkelijk weg. De kinderen kijken me aan alsof ík degene ben die iets verkeerd doet.

De rest van de middag hangt er een ijzige stilte in huis. Als ik naar huis fiets door de regen, rollen de tranen over mijn wangen. Wat doe ik verkeerd? Waarom voel ik me zo buitengesloten in mijn eigen familie?

De weken daarna belt Jeroen minder vaak. Sanne stuurt alleen nog korte appjes als ze iets nodig heeft – oppas, of een lift naar zwemles. Ik voel me gebruikt en afgewezen tegelijk.

Op een avond belt mijn zus Els. ‘Je moet het loslaten, Marijke,’ zegt ze zachtjes aan de telefoon. ‘Het is hun gezin, hun regels.’

‘Maar Els… als ik niks zeg, leren ze nooit hoe het hoort! Ze worden verwend! Straks hebben ze nergens respect voor.’

Els zucht diep. ‘Misschien moet je accepteren dat je rol nu anders is. Je bent oma, geen moeder meer.’

Die nacht lig ik wakker en denk aan vroeger – aan hoe mijn moeder zich soms ook bemoeide met mijn opvoeding en hoe dat mij irriteerde. Ben ik nu net zo? Of is het echt erger geworden?

De volgende keer dat ik op bezoek ga, neem ik me voor om me niet te bemoeien. Maar als Louis zijn zusje weer duwt en Sanne alleen maar lacht, kan ik het niet laten: ‘Louis, stop daarmee! Je doet Cora pijn!’

Sanne kijkt me ijskoud aan: ‘Marijke, als je je niet aan onze regels kunt houden, kun je beter even niet komen.’

Het voelt alsof iemand een mes in mijn hart steekt. Ik pak mijn jas en fiets zwijgend naar huis.

Dagenlang hoor ik niets van Jeroen of Sanne. Ik mis mijn kleinkinderen verschrikkelijk, maar weet niet hoe ik dit moet oplossen.

Na een week belt Jeroen eindelijk op. ‘Mam… kunnen we praten?’

We spreken af in een café in het centrum van Utrecht. Hij kijkt moe en gespannen.

‘Mam,’ begint hij aarzelend, ‘ik weet dat je het goed bedoelt. Maar Sanne voelt zich aangevallen als je haar steeds corrigeert waar de kinderen bij zijn.’

‘Maar Jeroen…’ Mijn stem breekt. ‘Ik wil alleen maar dat ze goed terechtkomen.’

‘Dat snap ik,’ zegt hij zachtjes. ‘Maar misschien moet je ons wat meer vertrouwen geven.’

Ik knik langzaam, maar het voelt alsof ik iets verlies – mijn invloed, mijn rol als opvoeder, misschien zelfs een stukje van mezelf.

De maanden daarna probeer ik afstand te houden. Ik slik mijn kritiek in en probeer te genieten van de kleine dingen: samen koekjes bakken met Cora, een boekje lezen met Louis.

Toch blijft het knagen: doe ik er nog toe? Ben ik alleen nog maar goed genoeg als oppas of taxi?

Op een dag krijg ik een tekening van Cora: ‘Oma is lief’. Mijn hart smelt even.

Misschien moet liefde soms genoeg zijn – zelfs als je het niet altijd eens bent met hoe dingen gaan.

Maar toch vraag ik me af: hoeveel moet je loslaten om je familie niet kwijt te raken? En wanneer mag je nog zeggen wat je echt denkt?

Wat zouden jullie doen als jullie in mijn schoenen stonden?