Tussen Schaduw en Licht: Mijn Strijd om Gezien te Worden

‘Waarom luister je nooit naar mij, mam?’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde vastberaden te klinken. Mijn moeder draaide zich om, haar gezicht strak. ‘Sanne, je hoeft niet altijd zo dramatisch te doen. Je broertjes zijn nog klein, ze hebben me nodig.’

Die woorden sneden dieper dan ze ooit zou kunnen weten. Ik stond in de keuken van ons rijtjeshuis in Amersfoort, de geur van stamppot nog in de lucht. Buiten regende het zachtjes tegen de ramen, maar binnen voelde het als een storm. Mijn broertjes, Daan en Bram, zaten aan tafel te lachen om een filmpje op hun tablet. Ze waren pas acht, een tweeling, en sinds hun geboorte leek het alsof ik langzaam onzichtbaar was geworden.

Vroeger was het anders. Toen was ik het middelpunt van mijn ouders’ wereld. Maar sinds die dag dat mijn moeder thuiskwam met twee huilende baby’s in haar armen, veranderde alles. Ik was zes toen, oud genoeg om te begrijpen dat er iets groots gebeurde, maar te jong om te beseffen wat ik zou verliezen.

‘Sanne, kun je even helpen met de jongens?’ vroeg mijn moeder terwijl ze haar handen afdroogde. Ik zuchtte diep. ‘Ze kunnen zelf hun jas wel ophangen, mam. Ze zijn geen baby’s meer.’

Mijn moeder keek me fel aan. ‘Doe niet zo brutaal. Je weet dat ze het moeilijk vinden.’

Ik draaide me om en liep naar boven, mijn hart bonzend in mijn borstkas. Op mijn kamer gooide ik mezelf op bed en staarde naar het plafond. Waarom voelde ik me altijd de buitenstaander in mijn eigen huis? Waarom leek niemand te zien hoeveel pijn het deed om altijd tweede keus te zijn?

Op school was ik stil geworden. Mijn beste vriendin, Lotte, vroeg me vaak wat er aan de hand was. ‘Je bent zo afwezig de laatste tijd,’ zei ze op een dag tijdens de pauze. Ik haalde mijn schouders op. ‘Thuis is het gewoon… lastig.’

Lotte knikte begrijpend. ‘Je mag altijd bij mij komen logeren als je wilt.’

Die avond aan tafel probeerde ik weer een gesprek aan te knopen met mijn ouders. ‘Mam, pap, ik heb volgende week een presentatie op school. Willen jullie komen kijken?’

Mijn vader keek op van zijn telefoon. ‘Wanneer is het precies?’

‘Dinsdagmiddag om twee uur.’

Mijn moeder schudde haar hoofd. ‘Dat lukt niet, Sanne. Daan en Bram hebben dan zwemles.’

Ik voelde hoe mijn keel dichtkneep. ‘Maar dit is belangrijk voor mij…’

‘We kunnen niet overal tegelijk zijn,’ zei mijn vader kortaf.

Na het eten trok ik me terug op mijn kamer. Ik hoorde beneden gelach en gestommel; mijn broertjes kregen hun favoriete toetje – vla met hagelslag – terwijl ik mezelf probeerde te troosten met muziek in mijn oortjes.

De weken gingen voorbij en het gevoel van onzichtbaarheid werd alleen maar sterker. Op een dag hoorde ik mijn moeder bellen met tante Marijke. ‘Ja, Sanne is zo lastig de laatste tijd. Ze begrijpt gewoon niet dat de jongens meer aandacht nodig hebben.’

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. Was ik echt zo lastig? Was het verkeerd om ook gezien te willen worden?

Op een zondagmiddag barstte de bom. We zaten met de hele familie bij opa en oma in Utrecht voor een verjaardag. Iedereen lachte en praatte over de jongens – hun prestaties bij zwemles, hun grappige uitspraken – terwijl ik zwijgend naast oma zat.

Tante Marijke boog zich naar me toe. ‘Gaat het wel goed met je, Sanne? Je lijkt zo stil.’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Het is gewoon druk thuis.’

‘Je moet niet zo jaloers zijn op je broertjes,’ zei ze zachtjes.

Dat was de druppel. Ik stond op en liep zonder iets te zeggen naar buiten, de koude herfstlucht in. Mijn moeder kwam achter me aan.

‘Wat is er toch met je?’ vroeg ze geërgerd.

‘Waarom ziet niemand hoe moeilijk dit voor mij is?’ barstte ik uit. ‘Waarom draait alles altijd om Daan en Bram? Waarom mag ik niet gewoon ook belangrijk zijn?’

Mijn moeder zuchtte diep. ‘Je bent belangrijk, Sanne. Maar je moet leren delen.’

‘Ik deel al alles! Mijn kamer, jullie aandacht, zelfs mijn verjaardag!’ riep ik wanhopig.

Ze keek me aan alsof ze me voor het eerst echt zag, maar haar blik werd snel weer hard. ‘Dit gedrag helpt niet, Sanne.’

De weken daarna voelde ik me nog meer afgesloten van mijn familie. Mijn broertjes begonnen me na te doen als ik boos was – ze trokken gekke gezichten en lachten me uit als ik huilde.

Op school ging het slechter; mijn cijfers zakten en ik kreeg steeds vaker ruzie met Lotte omdat ik haar afsnauwde zonder reden.

Op een avond hoorde ik mijn ouders praten in de woonkamer.

‘Misschien moeten we hulp zoeken voor Sanne,’ zei mijn vader zachtjes.

‘Ze moet gewoon wat volwassener worden,’ antwoordde mijn moeder.

Ik voelde me verraden én onbegrepen tegelijk.

Toen kwam Sinterklaasavond – altijd een groot feest bij ons thuis. Maar dit jaar kreeg ik een boek dat ik al had gelezen, terwijl Daan en Bram alle nieuwste Lego-sets kregen waar ze om hadden gevraagd.

‘Dankjewel,’ zei ik zachtjes, maar niemand hoorde het.

Later die avond zat ik alleen op mijn kamer toen mijn vader binnenkwam.

‘Sanne…’ begon hij aarzelend.

‘Laat maar,’ zei ik snel. ‘Ik weet het al: ik moet niet zo moeilijk doen.’

Hij ging naast me zitten en legde zijn hand op mijn schouder. ‘Het spijt me dat we je soms over het hoofd zien.’

Ik keek hem aan, tranen in mijn ogen. ‘Waarom ben ik niet genoeg?’

Hij slikte zichtbaar en keek weg. ‘Dat ben je wel… We zijn gewoon soms zo druk met alles dat we vergeten hoe belangrijk jij bent.’

Die nacht lag ik wakker en dacht na over alles wat er gebeurd was. Was het echt alleen maar jaloezie? Of was er meer aan de hand?

De volgende dag besloot ik een brief te schrijven aan mijn moeder:

‘Lieve mam,
Ik weet dat je veel van Daan en Bram houdt, maar soms voelt het alsof er geen plek meer is voor mij. Ik wil niet lastig zijn of jaloers lijken, maar ik wil gewoon ook gezien worden zoals vroeger. Kunnen we samen praten zonder ruzie?’

Ik legde de brief op haar kussen en wachtte gespannen af.

Die avond kwam ze bij me zitten op bed.
‘Sanne… dankjewel voor je brief,’ zei ze zachtjes.
‘Het spijt me dat ik je gevoel niet heb gezien.’
We praatten lang die avond – over vroeger, over nu, over hoe moeilijk het soms is om iedereen gelukkig te maken.
Het was geen magische oplossing; de dagen daarna bleef het lastig thuis. Maar er werd meer gepraat, meer geluisterd.
Toch bleef het gevoel knagen: zouden dingen ooit écht veranderen?
En vraag ik mezelf nog steeds af: hoeveel moet je delen voordat je jezelf kwijtraakt? Wie ben je als niemand je écht ziet?