Tussen Twee Deuren: Het Verhaal van een Moeder die haar Plek Verliest
‘Waarom kom je eigenlijk altijd onaangekondigd langs, mam?’ De stem van mijn schoondochter, Anouk, klinkt scherp terwijl ze de deur op een kier houdt. Haar ogen glijden kort over mijn boodschappentas vol verse appeltaart en bloemen. Ik voel mijn wangen gloeien. ‘Ik dacht… het is zaterdag. Misschien kan ik helpen met de kinderen?’ Mijn stem klinkt kleiner dan ik wil.
‘We hebben het druk vandaag. Volgende keer graag even bellen, oké?’ Ze draait zich al om, zonder op antwoord te wachten. Achter haar hoor ik het gelach van mijn kleindochter, Sophie. Mijn zoon, Jeroen, steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Hoi mam,’ zegt hij snel, maar zijn blik is afwezig. ‘We moeten zo weg.’
Ik blijf even staan in de deuropening, met de geur van appeltaart die langzaam vervliegt in de frisse lentelucht van Utrecht. Mijn handen trillen lichtjes als ik de tas steviger vastpak. ‘Natuurlijk,’ mompel ik, ‘ik bel de volgende keer wel.’
Op de fiets naar huis voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Ik probeer ze weg te knipperen terwijl ik langs het kanaal rijd. De wind waait hard en snijdt langs mijn wangen. Ik denk aan vroeger, toen Jeroen nog klein was en zijn handje altijd de mijne zocht als we samen naar de markt gingen. Nu lijkt hij verder weg dan ooit.
Thuis in mijn flatje in Overvecht zet ik de bloemen in een vaas en snijd een stuk appeltaart af voor mezelf. De stilte in huis is oorverdovend. Ik pak mijn telefoon en scroll door WhatsApp. Mijn dochter, Sanne, heeft al drie dagen niet gereageerd op mijn berichtje of ze zin heeft om samen koffie te drinken.
Ik besluit haar te bellen. Na vijf keer overgaan neemt ze op. ‘Ja mam?’ Haar stem klinkt gehaast.
‘Hoi lieverd, ik vroeg me af of je misschien zin hebt om morgen even langs te komen? Ik heb appeltaart gebakken.’
Een zucht aan de andere kant van de lijn. ‘Mam, ik heb het zo druk met werk en Tim heeft voetbaltraining. Misschien volgende week?’
‘Natuurlijk,’ zeg ik zacht. ‘Laat maar weten wanneer het uitkomt.’
Als ik ophang, voel ik me kleiner dan ooit. Alsof ik tussen twee deuren sta: bij Jeroen word ik niet echt gewenst, bij Sanne ben ik vooral een lastige verplichting.
’s Avonds kijk ik naar oude fotoalbums. Jeroen als peuter met stroblond haar, Sanne die haar eerste stapjes zet in het park bij Amelisweerd. Mijn hart trekt samen van weemoed. Waar is het misgegaan? Heb ik te veel gegeven? Of juist te weinig?
De volgende dag besluit ik naar de markt te gaan, gewoon om onder de mensen te zijn. Op het plein zie ik buurvrouw Els staan bij de bloemenkraam. ‘Marijke! Wat leuk je te zien,’ roept ze opgewekt.
We praten wat over koetjes en kalfjes, maar als ik vertel dat ik gisteren voor een dichte deur stond bij Jeroen, legt Els haar hand op mijn arm. ‘Kinderen hebben hun eigen leven tegenwoordig,’ zegt ze zacht. ‘Het is niet meer zoals vroeger.’
‘Maar waarom voelt het dan alsof ik nergens meer bij hoor?’ fluister ik.
Els knikt begrijpend. ‘Je moet jezelf niet wegcijferen, Marijke. Je hebt recht op je eigen geluk.’
’s Avonds lig ik wakker in bed. De woorden van Els malen door mijn hoofd. Heb ik mezelf inderdaad altijd weggecijferd? Alles draaide om Jeroen en Sanne – hun school, hun sportclubs, hun vriendjes en vriendinnetjes. Toen hun vader wegging, heb ik alles gedaan om het gezin bij elkaar te houden.
De volgende week waag ik een nieuwe poging bij Sanne. Ik neem een bos tulpen mee en bel aan bij haar flat in Kanaleneiland. Tim doet open en kijkt verbaasd naar mij en de bloemen.
‘Is mama thuis?’ vraag ik voorzichtig.
‘Ze is boven aan het werk,’ zegt hij schouderophalend.
Sanne komt even later naar beneden, haar gezicht moe en gespannen.
‘Mam, je had toch gezegd dat je zou bellen voordat je kwam?’
Mijn hart zakt in mijn schoenen. ‘Sorry lieverd, ik dacht…’
Ze onderbreekt me: ‘Het komt nu echt niet uit. Ik heb een deadline.’
Ik geef haar de tulpen en glimlach geforceerd. ‘Voor jou.’
Ze neemt ze aan zonder me aan te kijken en draait zich alweer om naar haar laptop.
Op straat voel ik me verloren tussen de haastige mensen met hun boodschappentassen en fietsen. Niemand ziet mij staan.
’s Avonds belt Jeroen onverwacht op. ‘Mam, kun je morgen oppassen? Anouk moet werken en Sophie is ziek.’
Mijn hart maakt een sprongetje van blijdschap – eindelijk nodig! Maar als ik aankom, ligt Sophie bleek op de bank en Anouk geeft me een lijstje met instructies alsof ik een vreemde ben.
‘Geen suiker, geen tv langer dan een half uur, en als ze huilt meteen bellen.’
Ik knik braaf en probeer Sophie op haar gemak te stellen met een verhaaltje over kabouters in het bos.
Als Anouk thuiskomt, inspecteert ze meteen of alles goed is gegaan. ‘Ze heeft toch geen koekje gehad hè?’ vraagt ze streng.
‘Nee hoor,’ zeg ik snel.
Ze knikt kort en draait zich om naar Sophie zonder mij nog aan te kijken.
’s Avonds thuis voel ik me leeggezogen. Alsof mijn liefde alleen nog welkom is als er niemand anders beschikbaar is.
De weken gaan voorbij in hetzelfde patroon: korte telefoontjes, vluchtige bezoekjes, altijd op afstand gehouden door onzichtbare muren.
Op een dag krijg ik een uitnodiging voor het verjaardagsfeestje van Sophie – via WhatsApp, in een groepsbericht met andere ouders en familieleden. Geen persoonlijk woordje erbij.
Op het feestje sta ik wat onhandig met een kop koffie in mijn hand terwijl Anouk druk kletst met haar eigen moeder en Jeroen met andere vaders praat over voetbal.
Sanne komt later binnen met Tim en begroet me vluchtig voordat ze zich bij haar vrienden voegt.
Ik kijk naar mijn kinderen – zo zelfstandig, zo ver weg van mij – en voel me ineens verschrikkelijk alleen tussen al die mensen.
Na afloop help ik stilletjes met opruimen. Niemand lijkt te merken dat ik er ben.
Thuis kijk ik naar buiten terwijl de regen tegen het raam tikt. Mijn hart doet pijn van verlangen naar vroeger – naar kleine handjes in de mijne, naar warme knuffels en dankbare blikken.
Heb ik gefaald als moeder? Of is dit gewoon hoe het leven gaat als je kinderen volwassen worden?
Misschien moet ik leren mezelf weer belangrijk te vinden – niet alleen als moeder, maar ook als Marijke.
Wat denken jullie? Is er ergens onderweg iets fundamenteel misgegaan? Of hoort deze eenzaamheid gewoon bij ouder worden in Nederland?