Tussen Twee Huizen: De Dag Dat Mijn Zoon Koos

‘Ik wil naar oma. Maar als ik ga, blijf jij thuis.’

Daan staat midden in de gang, zijn kleine vuisten gebald, zijn blik vastberaden. De regen tikt tegen het raam en ik voel een brok in mijn keel. Mijn zoon van zeven, die altijd aan mijn rokken hing, kijkt me nu aan alsof ik een vreemde ben.

‘Waarom mag ik niet mee?’ vraag ik zacht, hopend op een verklaring die alles minder pijnlijk maakt.

‘Omdat het bij oma leuker is zonder jou,’ zegt hij. Zijn stem trilt niet eens. ‘Oma laat mij alles doen. Jij niet.’

Ik slik. Mijn moeder woont in een rijtjeshuis in Amersfoort, op nog geen kwartier fietsen. Sinds mijn scheiding is ze vaker in ons leven dan ooit. Ze haalt Daan op van school, neemt hem mee naar de speeltuin, bakt pannenkoeken met stroop en laat hem tot laat opblijven. Soms lijkt het alsof ze hem verwent om iets goed te maken wat vroeger tussen ons misging.

‘Daan, ik snap dat je het fijn vindt bij oma,’ probeer ik, ‘maar ik wil ook tijd met jou doorbrengen.’

Hij draait zich om en loopt stampvoetend naar zijn kamer. De deur valt dicht met een klap die door merg en been gaat. Ik blijf achter in de gang, luisterend naar het zachte gesnik aan de andere kant van de deur.

Later die avond bel ik mijn moeder. ‘Mam, kunnen we praten?’

Ze zucht aan de andere kant van de lijn. ‘Het gaat zeker weer over Daan?’

‘Ja,’ zeg ik. ‘Hij wil alleen nog maar bij jou zijn. Hij zegt dat het bij jou leuker is omdat jij geen regels hebt.’

‘Ach meisje,’ zegt ze, ‘hij is gewoon een kind. Je moet niet zo streng zijn.’

Die woorden snijden dieper dan ze zou moeten. Ik herinner me hoe streng zij vroeger was. Hoe ik nooit mocht huilen om een kapotte knie, hoe ze me verbood om met vriendinnen naar het park te gaan omdat “meisjes zich moesten gedragen”. En nu? Nu is zij de lieve oma die alles goedpraat.

‘Mam, je maakt het me moeilijk,’ fluister ik. ‘Hij komt thuis en luistert nergens meer naar. Hij schreeuwt, hij gooit met spullen…’

‘Dat is jouw probleem,’ zegt ze koel. ‘Misschien moet je eens wat losser zijn.’

Ik hang op zonder gedag te zeggen. Mijn handen trillen. In de woonkamer zit Daan op de bank met zijn knuffelkonijn, zijn ogen rood van het huilen.

‘Kom eens hier,’ zeg ik zacht.

Hij kruipt tegen me aan en snikt: ‘Waarom mag ik niet altijd bij oma wonen?’

Ik weet niet wat ik moet antwoorden. Ik voel me tekortschieten als moeder. Ben ik echt te streng? Of is het gewoon makkelijker om de leuke oma te zijn als je niet elke dag hoeft op te voeden?

De dagen daarna worden zwaarder. Daan weigert zijn huiswerk te maken, eet nauwelijks en vraagt elke ochtend of hij naar oma mag. Op school klaagt zijn juf dat hij brutaal is geworden.

Op een vrijdagmiddag sta ik voor het huis van mijn moeder. Daan rent naar binnen zonder om te kijken. Ik blijf aarzelend op de stoep staan tot mijn moeder de deur opent.

‘Kom binnen,’ zegt ze kortaf.

Binnen ruikt het naar appeltaart en wasmiddel. Daan zit al aan tafel met een glas limonade en een plak cake.

‘Mam, we moeten praten,’ begin ik.

Ze kijkt me aan met die blik die ik zo goed ken – ongeduldig, licht geïrriteerd.

‘Je verwent hem,’ zeg ik. ‘Hij luistert thuis niet meer.’

‘Misschien moet je eens nadenken waarom hij liever hier is dan bij jou,’ zegt ze fel.

De woorden slaan in als een bom. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen.

‘Weet je nog hoe streng jij vroeger was?’ vraag ik zacht.

Ze draait zich om en begint af te wassen. ‘Dat was toen. Nu ben ik oma.’

‘Maar mam…’

Ze onderbreekt me: ‘Je moet leren loslaten.’

Ik loop naar buiten, de regen in. Mijn jas wordt nat maar ik voel het niet eens. Alles in mij schreeuwt om begrip – van haar, van Daan, misschien zelfs van mezelf.

Die avond zit ik alleen op de bank. De stilte in huis is oorverdovend. Ik pak een fotoalbum van vroeger en blader door vergeelde foto’s: mijn moeder jong en streng, ik met vlechten en een verlegen glimlach.

De volgende ochtend besluit ik het anders aan te pakken. Ik bak pannenkoeken voor Daan en zet zijn favoriete muziek op. We dansen samen door de keuken, lachen om gekke moves en voor het eerst in weken zie ik hem echt genieten.

‘Mag ik vandaag bij jou blijven?’ vraagt hij voorzichtig.

Mijn hart maakt een sprongetje. ‘Natuurlijk, lieverd.’

We gaan samen naar het park, spelen verstoppertje en eten ijsjes bij de kiosk aan het water. Als we thuiskomen, is Daan moe maar gelukkig.

Die avond belt mijn moeder.

‘Hoe was jullie dag?’ vraagt ze.

‘Goed,’ zeg ik kortaf.

Ze zwijgt even. ‘Misschien heb je gelijk,’ zegt ze dan zachtjes. ‘Misschien ben ik te toegeeflijk.’

Het is geen verontschuldiging, maar het is iets.

Daan kruipt die nacht dicht tegen me aan in bed.

‘Mama?’ fluistert hij slaperig.

‘Ja?’

‘Ik hou ook van jou.’

Ik slik mijn tranen weg en kus hem op zijn hoofd.

Soms vraag ik me af: waar ligt de grens tussen liefde geven en verwennen? En hoe vind je als moeder je plek tussen je eigen moeder en je kind? Misschien hebben we allemaal af en toe een beetje oma nodig – maar vooral elkaar.